Precies volgens schema is om negen uur Monster ingepakt en voorzien van water, heb ik zo veel mogelijk mijn sporen uitgewist in het huis van mijn gastheer en ben ik klaar om te tanken. Om kwart over negen rijd ik via de I10 West Houston uit. Bewolkt en zon, dus voor mij over de snelweg een regenboog. Daar ga ik onderdoor.
Na een half uurtje is de stad definitief achter me gelaten. Een mooi glooiend landschap met willekeurige bomen en bosschages. Grote boerderijen, type: hek van 2 kilometer aan de wegzijde. De koeien en buffels staan in de schaduw en naast poeltjes. Af en toe kruis ik een route. Die van Texas Independant bijvoorbeeld, met als kenmerk een geheven arm met geweer. Of die van de Brazos, met de katoenplant als teken. Het katoenmolenmuseum passeer ik. Hier en daar staan jaknikkers in het land, ik moet erg aan Dallas en JR Ewing denken. Ik rijd een stadje in dat mij een historisch centrum belooft. Nog geen 10.000 man woont er, de houten huizen zijn goed onderhouden en hebben ruime grasvelden om zich heen met oude bomen. De auto’s parkeren er schuin, meestal pick-up. Er wordt een postkantoor beloofd, maar ja.
Ik stop op een picknickplek en drink wat onder de bomen langs het riviertje. En dan, een half uur eerder dan verwacht sta ik voor de deur van een oud collega uit Irak, in een nieuwe wijk met grote huizen. Ik pas helemaal op de oprit. De buurt krimpt zichtbaar ineen van mijn oude Monster. Alleen: de collega noch zijn vrouw zijn thuis. Even kijken, ja, ik had vrijdag gezegd, verwachtend dat het tegen zou zitten met het rijbewijs. Vergeten door te geven. Ik besluit een uurtje door te rijden en kamp op te zetten naast het Lake Buchanan. Onderweg er naar toe prairiebloemtapijten naast de weg. Rood, geel, paars wit, blauw. Meest geel natuurlijk. En cactussen. Het park zelf tussen lage rotsen, met leuke wandelingen. Ik besluit naar Devils Hole te lopen, wat een kippenstukje is, dan maar de Spring Vale wandeling. Ik ben de laatste deze late middag, het rommelt boven ons. Over het miljard jaar oude gneis, de oudste dagzomende steensoort in Texas, door de bomen. Prachtige donkere vlinders, vogels, een buizerd of zijn maat, drie maal het felle rood van een kardinaalsvogel. Libellen in soorten en maten. Sprinkhanen met oranje vleugels vliegen klapperend van het pad als ik aan kom. Hagedissen rennen meterslang voor mij uit. U zult mij op mijn woord moeten geloven, geen een beest laat zich vastleggen. Er liggen verse uitwerpselen van het wild dat hier zit, maar ik was nooit bij de padvinders dus ik weet niet wat mijn pad kruist. Ik zie dat wat ik dacht dat een merel was, de pestvogel blijkt te zijn. Nooit geweten dat die zo mooi zingt. Het park barst van de vogels, ook op de kampeerplekken. Er zijn mensen die al hun vogelvoerhuisjes hebben meegenomen om extra te genieten.
Ik eet een restje avondmaal van gisteren, ruim nog wat op en maak mijn bed op. De airco is weer af. Het onweer barstte los met klappen waar Monster van stond te schudden. Nu regent het op mijn waterdicht gemaakte dak (ja, dat hoop je dan natuurlijk). Om mij heen zitten mensen onder de bomen, maar ik zit, met de gaasdeur dicht veilig achter de horretjes. En comfortabel op mijn bankje. Morgen nog maar eens proberen mijn collega te treffen.
En eerst een stukje roeien?