Geweld

Ik volg zo veel mogelijk het nieuws in het Midden-Oosten, ik volg veel bloggers en tweeps en krijg zo van alles binnen. Teksten, nieuws en beelden, foto’s en filmpjes van mensen ter plaatse. De laatste tijd dus veel beelden uit Syrie. U ziet het ook op televisie, het gaat daar niet goed, in de burgeroorlog, die nu eindelijk ook in de media hier als zodanig wordt betiteld, stierven al vele duizenden. Strijders maar ook burgers. Dat wordt allemaal vastgelegd door degenen die daar ter plaatse zijn. De jongens met de mobieltjes die ons willen laten zien wat er gebeurt, onze steun vragen, hun ontzetting willen delen. Vandaag zag ik beelden van een groep slachtoffers, opgenomen door weer zo’n jongen. Ze hadden de slachtoffers een dag lang op straat moeten laten liggen vanwege de beschietingen. Daar lagen ze, mannen, vrouwen, veel kinderen. Kapotgeschoten, verbrand. Soms één mens, aan twee kanten van de weg. Ik zie het aan, op klein beeld, zonder geur. Die jongens en vele als zij leggen dit vast, horen, voelen en ruiken wat wij op afstand zien met regelmaat. Mensen die ze kennen, mensen die ze niet kennen. Aan de reacties van degenen die filmde kon je horen dat het hem moeite kostte. Ze renden van groep naar groep, schreeuwden hun woede uit tegen de heerser Assad.  Een riep terecht: waarom moeten wij dit zien, dit is onmenselijk. Lang nadat de officiële strijd gestreden is zullen deze beelden, op camera en in de hoofden van de overlevers, hun sporen nalaten. Ze zullen zich uiten in de problemen van de ooggetuigen en overlevers, psychisch, lichamelijk. In Tunesië ontmoette ik mannen die nog dagelijks lijden, medicijnen nodig hebben waar het geld voor ontbreekt. De ervaringen, de beelden zullen nawerken in hun reacties, in de woede en de haat die zij voelen. Hoe dit zich zal uiten? Laten we hopen dat ze die woede kunnen omzetten in energie die mee helpt aan verbetering. Maar voor de hand liggend is, dat een flink aantal zelf over zal gaan tot geweld, tot wraak, to blijvende agressie. Nee, het is nog lang niet afgelopen, ook niet als dictators opstappen. Wie zaait, zal oogsten.

Reizen

Het heen en weer vandaag. Eerst weer een hotel kamer uit, een eerlijke taxichauffeur zoeken en naar kantoor. Daar wachten op de project manager die helaas na enig wachten verhinderd bleek naar kantoor te komen. Bagage overgepakt, chauffeur opgetrommeld en naar haar huis adres. Daar informatie uitgewisseld, afspraken gemaakt en chauffeur weer opgezocht voor de rit naar het vliegveld. Ze zeggen wel dat ze wifi hebben daar, mijn telefoon zegt ook dat hij wifi ontvangt, maar daarmee een verbinding leggen, dat gaat te ver. Dan maar een boekje lezen, goed voor de geest. Zonder vertraging de vlucht naar Lyon uitgezeten, op stoel 1A. Normaal zit je dan business class, maar daar deed dit vliegtuig niet aan. Heerlijk ruim gezeten dus met utzicht op zee en als eerste het vliegtuig uit. Dat betekent dat je dan langer in de warme bus kunt zitten (dat wel) wachten voor de rit naar de terminal. Daar moet je dan uit-, en weer opnieuw inchecken. Dat is niet overal zo, en de bordjes van Schiphol zijn beter dan elders. Uiteindelijk komen we waar we wezen willen, ook hier wel internet, maar geen gratis wifi: Madame, nous sommes en France.  Hier doen ze niet aan die onzin van gratis. Maar wel thee, net als op het vliegtuig in Tunis trouwens. Vliegvelden zijn een soort internationaal niemandsland en op de kleinere en meer exotische na (zoals bijvoorbeeld Basrah, of Juba) bieden ze allemaal hetzelfde, met variaties. Dus zitten we hier nu op het overdekte terrasje van 221, links een Russiche, rechts een Nederlander, verderop een Engels sprekende Francaise, onze telefoontjes te raadplegen, zaken gesprekken in het Nederlands over miljoenen contracten te voeren in de veronderstelling dat niemand dat verstaat (of hij wil weten dat hij Jan Pronk persoonlijk kent, dat kan ook natuurlijk) en te wachten tot we weer in mogen stappen. Dan Schiphol (wifi! Gratis!) de trein (wifi! Gratis! Nog.) en dan mijn persoonlijke chauffeur voor vervoer naar huis. Het zoveelste verschillende bed deze afgelopen week. Wat zal ik lekker slapen vannacht.

 

Stuk

Ze leiden ons het huis rond. Kijk hier, en hier en hier, en deze muur, en deze. Ook de keuken, kijk maar. Alle muren, dikke scheuren, door en door. Schade door de beschietingen op dit gebied. De huizen liggen op dezelfde heuvel als het jeugdhuis, waar de vluchteingen onderdak hadden. Met kleiner en met groter kaliber. De kinderen avond aan avond wakker door het lawaai. Ze hadden maanden nachtmerries maar nu gaat het wat beter. Alleen dit jongetje van vijf, die praat niet meer en de oudste van 12 heeft nu nog nachtmerries. Veel vrouwen in deze wijk kregen miskramen, een vrouw tot drie keer toe. Doodsangst. Kijk, dze kogel ging hier door de satelietsciotel. Gelukkig was het laat en waren ze binnen. Geeen van de kinderen buiten, zoals nu laat op de avond nog. Of we ook hulp kunnen vinden voor die kinderen, die kleintjes en de grotere jongens die zoveel geweld hebben meegemaakt, die opgeschoten jongens met zo weing vooruitzichten hier in het smokkeldorp, met al die illegale wapens in omloop. De drugs en de criminaliteit. WarChild Nederland wees mij de weg naar hun speciale website, met uitgebreid vrij te gebruiken materiaal om kinderen te helpen hun trauma’s te verwerken. Nu nog vrijwilliger om zichzelf te trainen en het uit te voeren. Ze hopen dat ze het kunnen, maar ze willen het graag proberen. Alleen het materiaal ontbreekt om aan de slag te gaan. De net gebouwde kinderopvang is een leeg gebouw, geen tafeltje en geen stoeltjes. Geen schilder-, speel- of muziek materiaal. Kunnen we daar bij helpen? Wat denkt u, oplettend lezertje, kunnen we daar bij helpen? Ik krijg een lijst, als het goed is, met wat nodig is. Ik heb beloofd te helpen zoeken naar fondsen. Kapitalen zal het hopelijk niet kosten, maar ik ga ermee aan de slag. Voor de kinderen en de toekomst van dit dorp. Als u mee wilt helpen: laat het me weten. Iedere bijdrage is welkom. Ik hoor graag van u.

Gastvrij

In de vallende schemering zit ik aan een lange tafel, gedekt voor veel mensen. De tafelkleedjes geïmproviseerd en divers. Glazen, kommen en borden van veel lokale patronen. L’ban, sap, water; schotels met dadels, salade, schalen met fruit. Het was een korte heftige week, maar veel ontmoetingen, veel informatie, veel indrukken. Deze laatste avond zijn we uitgenodigd door de vrijwilligers van Dhehiba om met hen de iftar, het breken van de vasten, te vieren.  Een man of twintig zijn we en ook nu kookte A voor ons, net als voor de vluchtelingen. Aan tafel ook een aantal Libiër, die speciaal voor deze gelegenheid de grens over zijn gereden. Ik schat minimaal twee uur rijden voor hen om hier te komen, aan deze tafels op de heuvel boven het dorp. Voor het gebouw waar al die vluchtelingen onderdak vonden. Dankbaar zijn de Libiërs voor de hulp en steun die ze kregen van deze dorpelingen. Samenwerken deden ze al, dat zal nu nog sterker worden. Een ziekenhuis willen ze bouwen in de streek, waar Libiërs dan geholpen kunnen worden door Tunesische artsen. Een Free Trade Zone,  om de smokkel tegen te gaan en de criminaliteit te verminderen. Een cameraman van het TV station is meegekomen en maakt beelden, voor wie weet welk station. Maar vooral is er deze avond: rust, vrede, een gezamenlijke maaltijd, en voor sommigen tussen de gangen door een gezamenlijk gebed.  Voor dit moment is alles goed met de wereld.

Vergeten

Ze doemen weer op  in mijn gedachten. Het geluid van rolkoffertjes over plaveisel en een zwijgende, eindeloze stoet mannen die lopend de grens over gaan, de veiligheid tegemoet. Dat waren de beelden die de wereld over gingen tijdens de hevige gevechten in Libië vorig jaar. Begonnen als een kleine stroom zwol het aan tot uiteindelijk zo’n kleine vijftigduizend vluchtelingen. Hongerig, dorstig, gewond kwamen ze aan en zochten ze onderdak. Het eerste dorp, de enige plek: Dheriba. Een plek van niets, met weinig eigen bronnen. Maar een ding hebben ze daar wel: naastenliefde. Toen de eerste vluchtelingen verschenen gaf A ze te eten, vanuit zijn eigen huis en keuken. Toen het er meer werden, werden ze ondergebracht in het Jeugdhuis op de heuvel. Op het hoogtepunt zaten daar 7000 man. A kookte voor hen, de mensen brachten materiaal, voedsel en drinken. Alle tijd dat ze er waren bleef A voor ze koken. We zijn allemaal buren, zei hij, we moeten elkaar helpen; het is onze aard hier in het dorp, we zijn er voor elkaar. Geen hulp, alles zelf gedaan. De NOS, Al Jazeera, CNN: alle ploegen stond de burgemeester te woord en verleende hij assistentie. Even was Dheriba beroemd. Nu zijn de vluchtelingen vertrokken. Het dorp bleef achter, weer vergeten en aan zichzelf over gelaten. Geen andere bron van inkomsten dan smokkel van benzine, illegale wapenhandel en alles wat daar mee samen hangt. Er is vruchtbare grond, aar geen geld om te cultiveren. Er zijn grote gezondheidsproblemen vanwege het falende vuilwater systeem dat drinkwater voorziening van het dorp vervuilt en voor Hepatitis zorgt. Er zijn de gevolgen van de beschietingen. Maar dat is geen nieuws, geen beelden en geen aandacht waard. Zoals een CNN verslaggever mij vorig jaar zei op het plein: On the worldscale this is a not so bad. Maar voor de mensen hier is het hun hele wereld.

Rust

Ik lig languit, met mijn handen onder mijn hoofd. Boven mij een stralend blauwe hemel met hier en daar een wolkje voor het schilderachtig effect. Links dobbert een palmboom voorbij. Of liever, ik dobber voorbij, die palmboom staat aan de rand van hte zwembad. Ja, u leest eht goed, oplettend lezertje: het zwembad. Daar waar ik het ergste vreesde ligt een prachtig hotel, met kamers in zuideljke sferen. Nou ja, kamers, meer suitetjes zijn het, met een leuke bank, luikjes voor de ramen, een uitnodigende badkamer en satelliet televisie. Geen internet, dat is in de lobby. Maar dus wel dat zwembad. Ik heb gelukkig een zwempak meegenomen vanuit Nederland, maar dat zit in mijn grote koffer die op kantoor staat. Niet zwemmen is geen optie, en er van uitgaande dat de jongemannen uit de buurt die om het bad thangen de laatste badmode niet helemaal scherp voor zich hebben, improviseer ik een tankini. Vreemd kijken doen ze toch wel. Een uur lang niets anders dan dobberen, drijven, ontspannen. Tot ik zo ben opgefrist dat ik het koud begin te krijgen. Wat een onverwachte meevaller in deze hitte en droogte. Dat het ontbijt niets voostelt neem ik voor lief, net als die reuzenkakkerlak in de douche die van me schrok toen ik ’s avonds binnenkwam.

Dhehibe

We zijn nog verder zuidelijk gereden, oplettend lezertje. Een rit van een paar uur brengt ons in de buurt van de Libische grens. Tataouine is de bestemming, om van daaruit Dhehiba op te zoeken, dat geen hotels heeft. Links en rechts van de weg zo ver het oog rijkt olijfboomgaarden, die hoe verder we van de stad rijden, schoner worden, met minder verwaaid afval. Langzaam verandert het landschap, komen er minder bomen, wordt het geler, de begroeiing lager en ruiger. Heuvelachtiger ook weer, tot we in de buur van Tataouine tegen de hoogvlaktes en tafelbergen oprijden. Even wat zoeken en rondvragen naar het hotel, waar ik weinig van verwacht, zo ver naar  de grenzen van de bewoonde wereld. Tataouine heeft een soort Hollywoodbord boven het dorp, tegen zo’n tafelbergje aangehangen. Om zes uur, na een paar uur rust op het heetst van de dag, weer verder naar onze laatste ontmoeting. Hoe dichter we daarbij in de buurt komen, hoe meer ik aan The Good The Bad and The Ugly moet denken. Het zou me niets verbazen als hier in de buurt een cowboy film is op genomen. Alleen de telefoonpalen en het volledig gebrek aan indianen wijkt af. Meer heuvels en nog meer tafelbergen, die op de grens met Libië liggen, voorbij. We worden verwacht.

Bin Guerdene

Bijna honderdduizend mensen wonen in Bin Guerdene maar als wij er ’s morgens vroeg binnenrijden is het redelijk rustig op straat. Een nationale feestdag en ook nog Ramadan en schoolvakantie, stilte heerst alom. Ook in het gemeentehuis waar we na een rit van anderhalf uur aankomen. Er zit een man op ons te achten, de rest van de 20 aangemelde deelnemers aan dit gesprek druppelen langzaam binnen. Zullen we beginnen? Nee, nog maar even wachten. Als er in een keer drie vrouwen tegelijk binnen komen, trappen we af. Tot bijna het einde van de bijeenkomst krijgen we er af en toe nieuwe bezoekers bij. Het blijkt dat lang niet alle deelnemers van ons project op de hoogte zijn. Ook vorige keren waren ze te laat of afwezig. Een deelnemer is heel duidelijk: ik weet uitstekend wat ik moet doen, geef ons het geld en zeur verder niet. Maar wij zijn geen Fonds, wij zijn een organisatie die advies geeft, soms gepaard met een klein beetje financiën om projectjes te faciliteren. Hij houdt het verder voor gezien. Ze zijn nog niet zo ver als in de vorige stad, ze moeten elkaar nog leren kenen. Mijn oproep tot het versterken en onderhouden van hun netwerk wordt gehoord. Als we afsluiten steken er een paar de koppen bij elkaar om vervolgafspraken te maken. Ik spreek nog even met een jonge juriste, die zich afvraagt hoe ze hier de vrouwen bij het werk kan betrekken. In haar organisatie is het bestuur 50/50, maar hier in het zuiden zijn de rollen nog traditioneel verdeeld, veel vrouwen blijven binnenshuis. We  bespreken wat strategieën, ik zal haar aanhaken aan een organisatie die meer ervaring heeft in dit soort zaken. Weer anderhalf uur later dan volgens ons programma verlaten we de stad weer op weg naar de volgende afspraak en het volgende hotel. Het vaak genoemde afvalprobleem wordt duidleijk geillustreerd. Buiten de stad kilometers lang hopen afval langs de kant van de weg in lange stroken, netjes opgehoopt in een poging er nog iets van te maken. Het ligt er al een tijd en is verbleekt en half vergaan. Wat niet vergaat: het plastic. Dat ligt kilometers ver in de olijfboomgaarden. Eens zal het deel uit gaan maken van de voedselketen, als we met elkaar geen oplossing weten te vinden.

Kssour

Dit gebied, in het zuiden van Tunesië, is Berbergebied. Half nomaden die hun kamelen en vee weidden, en graan verbouwden. Die oogst moest worden opgeslagen to het verkocht kon worden en beveiligd tegen rovers. Ze bouwden huizen van leem en steen, volgens een eeuwenoud proces. Al in de zesde eeuw deden ze dat, maar ook in 1800 werden ze nog gebouwd, in vierkant enom het binnenplein met bron. Smalle diepe kamers, twee en drie hoog op elkaar. Een hijsbalk in de nok, zoals in amsterdam. In die kamers nu winkeltjes, een verzameling oude materialen, van een paar decades oud tot verder terug. In de hele streek waren ze er maar de meesten zijn vernietigd in de wens om vernieuwing onder Bourguiba. Waar ze nog wel zijn proberen ze het toeristisch in te zetten. Door die winkeltjes, door maaltijden met muziek en dans en kopjes thee. Die ik nu beleefd af sla omdat mijn reisgenoten ook niet drinken nu.

Ik zou hier uren foto’s kunnen maken, nu blijft het bij snel wat knippen voor de indrukken. Plotseling een man van de organisatie van Intellectuelen Zonder Grenzen, zij hebben hier in een van die kamertjes een radiostation. Willen we binnenkomen? Ja, dat willen we graag. Dit is burgerparticipatie in volle omvang. Ze zenden acht uur per dag uit, over allerlei onderwerpen die passend zijn bij deze periode van opbouw van democratie. Om de mensen te voeden met informatie. Wil ik even een interview geven? Natuurlijk, we zijn hier nu toch. De jonge vrouw die op dat moment daar werkt schakelt over naar Engels, niet de meestgebruikte taal hier. Onervaren in het interviewen, maar ze doet haar best. M vertaalt voor de luisteraars die geen Engels verstaan. Terugluisteren? Geen idee of het lukt, maar google maar even. Radio Kssour, of Intellectuels sans Frontiere.

Werkbezoek

Wat een dag, oplettend lezertje. Toen ik mijn mandje inging, was het buiten al weer licht en slapen stelde niet veel voor. Om tien uur een paar slokken water, drie dadels en een bekertje yoghurt en er op uit. Buiten was het al heerlijk warm. Ons eerste bezoek was aan de gemeente. Probleem op het moment in heel Tunesië: er zijn eigenlijk geen gemeentebesturen. Na de revolutie werden er speciale comités samengesteld, benoemd vanuit de gemeenschap, vanwege hun verdienste inhoudelijk of vanwege het vertrouwen dat de gemeenschap in ze zou hebben. Zij zouden een jaar de zaak draaiend houden, tot ze opgevolgd zouden worden door een democratisch gekozen stadsbestuur. Dat laatste is nog niet gebeurd, het mandaat van de commissie is voorbij, en nu verkruimelt het beetje vertrouwen of mandaat dat er was nog verder. In sommige steden heeft de commissie vertrouwen vast kunnen houden, in sommige was het er niet, of is het verdwenen. Sommige commissies zijn aan het eind van hun mandaat overgegaan tot niets doen. In Medenine treffen we het, daar zijn de zittende bestuurders aangebleven omdat ze al blijk hadden gegeven van veranderingsgezindheid. Dan nog hebben ze het niet eenvoudig. Budget is er niet voldoende, voor 2013 is ook niets toegezegd. Dat budget gaat dan overwegend op aan salarissen, van 50 tot 110%, dat laatste is geen typefout. Doordat men sommige acties om werkgelenheid wilde smoren werden de gemeentes verplicht vanuit de centrale overheid mensen in dienst te nemen en te betalen. Helaas hebben ze daar dus het geld niet meer voor. Fondsen vanuit diezelfde centrale overheid om de civil society op te zetten, moeten vanuit de gemeentes worden geëvenaard, dus ook dat geld krijgen ze niet. Het zuiden, waar ik nu op reis ben, voelde zich al jaren als tweederangs landsdeel behandeld. Men hield zijn mond maar nu wil men gelijk behandeld worden. Behalve het gebrek aan geld, of daarmee samenhangend, zijn er grote milieu problemen in Medenine. Dat gaat van het gebrek aan ophaalcapaciteit (3 teams voor een stad de helft groter dan Den Helder) tot een falend rioolsysteem waardoor vooral de dichtbij liggende wijken ziekteproblemen signaleren, tot de vervuilende industrie. Fijnstof, grondwatervervuiling, afwatering, de kust. Noemt u het maar op, we zien het ook bij ons voortdurend voorbij komen. Dat is hier al jaren aan de gang, maar nu willen de mensen dat het aangepakt wordt. Maar hoe, en wie begint? De bestuurders waar ik mee sprak probeerden ook greep te krijgen op het schrijven van de nieuwe grondwet en de rol van de gemeentes in het nieuwe systeem. Dovemansoren komen ze tegen. Niemand die naar hen luistert. In de gemeente is ook een vertegenwoordiging van de centrale overheid, handig instrument voor een dictatuur om de zaak onder controle te houden. Nu niet alleen misplaatst maar ook niet meer functionerend. Daar gaan de bewoners dus niet heen met hun problemen, die gaan naar de gemeente, zoals het hoort. En daar willen ze best iets aanpakken, maar hoe, met wie en met welk geld? Tegelijk wil men bouwen aan vertrouwen in het bestuur, maar met zo weinig instrumenten is dat een zware taak. Het piloot project dat VNGI nu helpt uitvoeren, kan er toe leiden dat de burgers zien, dat beloftes waargemaakt worden, en dat hun klachten worden gehoord en serieus genomen. Een zware taak hebben de heren voor de kiezen, en de tijd dringt.