Help! Doe iets!

Ik zat op de bank, met een helend maar nog onbruikbaar been, en zag hoe een land een ander land binnenviel. Ik voelde mijn machteloos. Gelukkig steunde mijn land het aangevallen land. Al kon ik niet veel doen, ik hoefde mij niet te schamen.

Ik liep weer rond, met krukken en bezocht een land. Ik zag hoe daar een deel van de bevolking werd onderdrukt, gebrutaliseerd, door de meerderheid van dat land. Ik voelde woede, maar helemaal machteloos was ik niet. Ik kon mij inzetten voor groepen van dat land, die wel geloofden in samenleven op basis van rechtvaardigheid, gelijkheid en het respecteren van elkaars mensenrechten.

Anderhalf jaar later las ik, vroeg in de ochtend, hoe in dat land grote gruwelen werden uitgevoerd, door een terroristische organisatie. Zag ik hoe daar door de regering van dat land instant wraak werd genomen, met alle mogelijke middelen, nietsontziend, wraakzuchtig, en met voorbijgaan aan alle wetten die er gelden in een oorlog. Want oorlog is verschrikkelijk, maar niet wetteloos. Meestal.

Nu zit ik weer op de bank, met weer een helend been, en ik zie de gruwelen zich nog dagelijks ontvouwen. Al drie maanden en drie weken gaat deze ongelijke strijd door. En ik voel mij machteloos, weer.

En dit keer schaam ik mij. Want mijn regering schaart zich laf achter de regeringen van bevriende mogendheden, in de hoop… In de hoop op wat eigenlijk? Een woordje mee te mogen spreken? Erbij te mogen horen? Handel te kunnen blijven drijven? Militaire hulp in nood te kunnen blijven ontvangen, wanneer (niet als, het komt zeker als we niet oppassen) dat nodig is? Of is het vanwege een positie, omwille van de smeer?

Maar al voel ik mij woedend en machteloos, er is wel iets wat ik kan doen.

Als Nederland, mijn land, deze vleugellamme regering, zich schaart achter de lijn van Israël en de VS, om gebaseerd op nog niet onderzochte feiten, meent hulp aan de burgerbevolking van Gaza door UNWRA op te moeten schorten; In een oorlogsgebied, waar al een derde van de bevolking aan het verhongeren is; In een oorlogsgebied, waar artsen, hulpverleners en journalisten doelwit zijn. Waar tienduizenden (de helft kinderen) al stierven en nog een meervoud daarvan gewond en weer voor het leven getekend is; Waar systematisch scholen, vluchtelingenkampen, ziekenhuizen en voorraden worden gebombardeerd; Waar hulpkonvooien met hoognodige voeding en medicijnen welbewust worden tegengehouden.

Dan is er iets wat ik wel kan doen. 

En als ik het kan, kan jij het ook:

Help! Doe iets!

Geef wat je kunt aan UNHCR, het Rode Kruis, Cordaid, Oxfam Novib, Artsen Zonder Grenzen, Stichting Vluchteling of welke andere organisatie ook maar die je kent die hulp biedt in nood.

En vertel erbij, hier, in je vrienden- en familiekring, waar je maar kunt, waarom je dat doet.

En als er, over een paar maanden, over een jaar, of twee, hier weer verkiezingen zijn in dit welvarende, vrije, gelukkige, maar laffe land. Kies dan met je geheugen en je verstand. Zodat je je niet meer hoeft te schamen.

Wanneer is iets van waarde?

“Het is alweer negen uur,” zegt de oudere dame naast mij. En ik antwoord: “Oh, gelukkig, het schiet al op”. Alsof ik niet kan wachten tot deze dag weer voorbij is. Een beetje de geest die heerst op zorgafdelingen, en wie weet in hoeveel meer instellingen en situaties waarin we verkeren die niet voldoen aan het standaard ideaal: gezond, genoeg geld, veilig, niets te wensen.

Maar al terwijl ik het zeg denk ik: wat een onzin, alsof deze dag niet mee zou tellen, overgeslagen moet worden, van minder waarde is. Alleen om het feit dat ik nu even niet kan doen wat ik normaal gesproken doe. In mijn geval zou ik nu bezig hebben moeten zijn met de opbouw van een evenementje.

En als dat niet aan de hand was, stond ik wel zeer verantwoorde jam of curd te maken van biologisch fruit. Of ruimde ik mijn huis op, ging naar een museum. Er is nog zoveel dat ik deze maand wilde zien.

In plaats van al die nuttige, aangename, educatieve activiteiten, in plaats van die geweldige reis naar Kenia die ik eind deze maand onverwacht zou maken, in plaats van die bezoekjes aan familie en vrienden aan het begin van weer een jaar zit ik nu hier.

Weer, in een rolstoel, met wat breukjes die het functioneren ernstig belemmeren, tijdelijk.

Zit ik tussen een kleine groep mensen in hetzelfde of een erger schuitje, is er een weekmenu, moet ik het doen met de blik uit het raam, tien stappen heen en tien stappen terug tussen de leggers van de brug, driemaal daags, op geleide van pijn. Zijn er de steeds herhaalde verhalen van mensen die al een tijdje meelopen en meer verleden hebben dan toekomst. 

Zou deze dag niet mee tellen, sneller voorbij moeten zijn dan zo’n met activiteiten gevulde superdag?

Zou dat onverwachte gesprek met die zeer oude dame die mijn moeder nog kende en herinneringen ophaalde aan haar, van minder waarde zijn, omdat ik in een rolstoel en zij achter een rollator stond op de gang van een zorgafdeling?

Zou het levensverhaal van die heel zelfstandige vrouw, die altijd voor zichzelf en haar familie zorgde, en die nu merkt dat zij verdwaalt in het heden, zich realiseert dat er geen familie is om haar te steunen, er niet toe doen?

Zou de simpele lol die we hebben als we weer eens allerlei manoeuvres uit moeten halen om allemaal met onze diverse hulpmiddelen aan tafel te kunnen, minder waardevol zijn dan de gescripte humor van de gemiddelde TV-show?

Zou het gesprek met die dame die het geestelijk en lichamelijk zo zwaar heeft, dat zij niet wil zeggen wat haar echt dwars zit, niet net zo nuttig zijn als de interessante verhandelingen in allerlei talkshows over mindfullnes, of omzien naar elkaar?

Wanneer is iets van waarde?

Ik tel mijn zegeningen, en aan het eind van deze dag maak ik de balans op:

Er is voor mij gezorgd, er is om mij gegeven. Verwachte en onverwachte bezoekers kwamen langs en gaven mij hun tijd en hun verhaal. Net als vrijwel alle dagen die ik hier noodgedwongen doorbreng. Deze dag hoefde niet sneller dan hij ging, en eigenlijk ging hij nog te snel. Ook deze dag heeft zeker waarde.