Vluchtelingen

Waarom zijn we hier? Om te bezien hoe we de Libanese gemeenten kunnen helpen met hun problemen, die ontstaan zijn na de grote toevloed van Syrische vluchtelingen. Daar zijn er officieel zo’n anderhalf miljoen van. Waar zitten ze? Niet in de grote kampen zoals we die zien in Jordanië en Turkije. Ze zitten waar ze kunnen. Aanvankelijk huurden ze vaak ergens iets. Vaak kwamen ze terecht in half afgebouwde huizen, garages, kelders. Er werd mij een straat gewezen met een paar kleine huizenblokken, daar woonden er zo’n duizend. Wie minder gelukkig is bouwt met grote stukken plastic en wat hout een tentje. Met meer geluk breng je het tot een soort caravan of portacabin, met satellietschotel en watertank. We zagen ze bouwen in tuinen en aan huizen, het plastic vervangen voor gasbetonblokken.
Sommigen hebben ook een winkel of bedrijfje. Dat lijkt goed, maar al deze toevloed wil zeggen dat er verdringing is. Landprijzen en huren gaan omhoog, arbeidsloon gaat omlaag. De zomerbaantjes die studenten traditioneel hadden, worden nu ingevuld door Syriërs, of je krijgt de helft minder.
Libanon wilde bewust geen grote kampen, gezien het verleden. In deze hele regio werden in 1946 Palestijnse vluchtelingen bij duizenden opgevangen. Ze mochten zich niet permanent vestigen, maar terug gingen ze ook niet. Er zijn dus grote, dichtbevolkte wijken waar ze huizen. De bewoners nog steeds benoemd als vluchtelingen, of vriendelijker: gasten. Het heeft dit land getekend, er waren in periodes over en weer problemen. Tijdens onze trip naar het zuiden zagen we alle vormen van vluchtelingenonderkomens, we zagen kinderarbeid.
Terug in de stad konden we ’s avonds deelnemen aan een liefdadigheidsfeest. Voor veel geld kon je een tafel huren, inclusief drank en muziek. Een buitengebeuren aan de haven. Een gigantisch toneel, een gouden rand met rozen en boven ons de sterren. De muziek was gevarieerd, het publiek van alle leeftijden. Buiten alle acts die de rondreis maken langs dit gebied een paar landelijke toppers, met traditionele muziek, met als oudste een heer met zilvergrijze staart in een schitterend jasje. Alle teksten werden uit volle borst meegezongen, en meestal gaan ze over de liefde. Hoogtepunt wat ons betreft: de winnaar van de Voice of Libanon. In een militaire outfit zong hij vaderlandslievende liederen. Achter hem op het toneel dansers met karabijn en speer. De teksten: nu is de revolutie, vrijheid of dood. Of: ik wil leven, niet sterven, Libanon leeft, morgen zal de zon weer voor haar schijnen. Het publiek staat, danst, zingt uit volle borst mee. Op anderhalf uur rijden zitten de vluchtelingen in hun tentjes. Israel is drie uur verderop, Syrië is ongeveer net zo ver.

Het zuiden

Vroeg op pad deze dag, naar het zuiden dit keer. Het gebied waar Hezbollah een grote achterban heeft, waar veel maar niet uitsluitend Shia wonen. We worden voorbeeldig ontvangen in de eerste gemeente die we aan doen. De gouverneur van Zuid-Libanon zit voor, er zijn presidenten van gemeentelijke unies. De tragiek van dit land wordt in dit kort bestek samengevat door de uitstekend voorbereide bestuurders. Ze hadden een visie, ze waren klaar met het opstellen van een voor 18 gemeentes geldende lange termijnplan. Ze zouden gaan uitvoeren. Het was 2010. 70 Projecten waren vastgesteld, 40 werden er uitgevoerd. En toen barstte de bom in Syrië en werd het crisis beheersing. Het vuilnisprobleem, het rioleringsprobleem, we hebben het overal gehoord, hier in dit gebied zien en ruiken we het. Overal ligt vuil, in wanhoop wordt het ongesorteerd verbrand hier en daar en overal. Er is een gescheiden afvalsysteem opgezet, maar de capaciteit ontbrak om het adequaat in te zamelen. Er kan 100 ton afval verwerkt worden, maar het aanbod is 150. Er zijn bedrijfjes die recyclen, veel meer dan bij ons. Maar als je een toevoer van vluchtelingen hebt, is gescheiden afvalinzameling niet je eerste prioriteit, en stapelt het vuil zich op. In de berm, in het veld, in de stad. En op het strand, het natuurreservaat waar de schildpadden broeden. In een gebied waar eens, niet zo lang geleden, iedereen op vakantie wilde, met prachtige stranden, een mooie natuur, en genoeg culturele monumenten om ook de verwendste toerist het naar het zin te maken. Ook nu nog gaan Beiroeties hier graag heen om een strandvakantie te vieren, wat er rest aan hotels in maanden volgeboekt. En het plastic afval ligt overal verspreid. We bezoeken een vissershaven. Met hulp van UNDP werd de visafslag verbeterd, er is koeling. Als wij komen is de vis al bijna uitverkocht, er resten een paar kabeljauwen en een zaag- en gitaarvis. De beheerder belooft mij, als ik terug kom, met me te gaan duiken. Er zijn prima plannen voor een visrestaurant, voor een plek naast een waterbron waar het goed toeven is. Er is behoefte aan onderhoud van de vissersschepen. Ook de vissers lijden onder de vervuiling en teruglopende visstand als gevolg. Wie gaat hier helpen, wie steekt hier de handen uit de mouwen, samen met de hardwerkende lokale bevolking? Ik moet helaas vroeger terug naar Beiroet, voor een coördinatiebijeenkomst met allerlei partners hier in Libanon. Tijdens die rit rijden we langs een van de Palestijnse kampen, Shatila. De naam klinkt nog na. Een andere atmosfeer, een andere dynamiek, verder weg van Libanon. De huizen op en over elkaar gebouwd, kris-kras, een sloppenwijk op vijf minuten van down town. Hier wonen de vluchtelingen van 1946, die alles wat ze konden dragen oppakten, de sleutel van hun voordeur omdraaiden en meenemen. Hier wonen de mensen die hoopten op terugkeer, en niet mochten assimileren. Hier woont een groot deel van de bevolking, niet geregistreerd, zonder stemrecht. Dit is wat men hier vreest, dit is waarom de Syriërs hier niet in kampen werden opgevangen, men wil geen oude fouten herhalen. De nieuwe gasten moeten terug.

Beiroet 2

De derde dag van ons bezoek hier. Bij binnengaan van het gouvernementsgebouw voor onze tweede afspraak deze ochtend, zit een man of vijf relaxed aan de lunch. Zij zijn de militaire bewakers en tegelijkertijd receptionisten hier. We worden vriendelijk in de lift begeleid, men weet als overal van onze komst. In de antichambre van de gouverneur van Beiroet de cameraploeg die we hier vaker tegenkomen. Mensen die wachten of ze naar binnen mogen. Voor ons is dat vlot. Via het lege, grote kantoor van de gouverneur naar zijn zeer ruime ontvangstkamer waar we onze ambassadeur weer treffen. We bevragen de gouverneur op wat zijn visie is, hoe hij de situatie ziet. Bedachtzaam als de rechter die hij is, vertelt hij ons over zijn angst dat de sociale cohesie in zijn land afneemt door de grote druk vanwege de Syrische crisis. Hoe mensen voelen dat dit hun land niet meer is, hoe zij hun baan verliezen en hun flat en geen nieuwe betaalbare woonruimte kunnen vinden. Ook hier moeten we verwachtingen temperen: men weet vaak precies wat men nodig heeft, met de overvloed van NGO’s is het ook goed je wensenlijstje zo vaak mogelijk op tafel te leggen. Maar wij komen niet met spullen en met fondsen, wij komen voor duurzame verbeteringen van de gemeentelijke overheden en voor een betere verbinding met de bevolking. Nadat zowel de gouverneur als wij elkaar hebben bijgepraat, lopen we met de ambassadeur naar beneden. In de hal, waar zo even nog de relaxte lunch plaats vond, is daar is nu geen sprake meer van. Twintig man springt in de houding als onze ambassadeur langsloopt. Wij volgen haar waardig en glimlachen vriendelijk naar deze erewacht. Buiten praten we nog even bij, en vertrekken naar de volgende afspraak, het volgende ministerie.

Om zes uur zit de werkdag er op, althans, qua afspraken en ontmoetingen. We hebben een paar uur tot het diner waarvoor we uitgenodigd zijn. Kwartiertje zwemmen, opfrissen en dan met elkaar weer aan het werk, om de briefing van vrijdag voor te bereiden.

’s Avonds zitten we met 16 man en 4 nationaliteiten aan een tafel waar gastheer en -vrouw ons een voortreffelijke maaltijd voorschotelen. Met lokale vis, lokale groente, lokale wijn. Het is een uur na middernacht als we besluiten dat een beetje slaap geen kwaad kan. Er wachten ons nog twee lange dagen.

Bekaa

Een fris en min of meer uitgerust groepje vindt elkaar aan de ontbijttafel. De gesprekken gaan onmiddellijk over het werk, de missie, de opdracht die we hier hebben; Wat vinden we van wat we hoorden tot nu toe, wat gaat er vandaag gebeuren. Na het ontbijt schuiven we een tafel verder aan, bij een vertegenwoordiger van Difid, de grote Britse organisatie, om kennis te delen en ervaringen te polsen. We krijgen de indruk dat veel van de grote clubs hier dezelfde boodschap hebben voor ons. Toeval? Een uur later staat onze comfortabele SUV klaar en gaan wij richting Bekaavallei, waar veel vluchtelingen zitten.

Via de weg naar Damascus, altijd de levensader die beide steden verbond en ook nu nog vrachtvervoer kent, hoewel minder. Langs de weg de gebruikelijke gigantische billboards. Onze Libanese teamleider wijst ons op de unieke samenstelling van de reclame, exemplarisch voor dit land. Reclame voor bier en wijn, reclame voor het circus dat komt. Daarnaast reclame voor een restaurant dat zich op de ramadan voorbereidt, hun uitstekende eten aanprijst, samen met de aanwezigheid van een gebedsruimte. Nergens anders leven deze geloven zo dicht en zo vrij naast elkaar, nergens anders, zegt hij, in deze regio is het mogelijk om als Christen een biertje te drinken, terwijl je buurman de ramadan viert. Die vrijheid staat behoorlijk onder druk, loopt risico met alles wat er rondom gebeurt. Hoe eindigt het in Syrië, wie is er straks (ooit) de overwinnaar? Want, zo zegt hij, als we deze wijze van samenleven, deze unieke vrijheid in dit land niet overeind kunnen houden, dan is het weg, komt het niet meer terug, in de hele regio niet.

Op twee uur van Beiroet zitten we in die Bekaa vallei, vruchtbare grond en al millennia in gebruik. Hier niet de grote tentenkampen die we kennen van televisie en van Jordanië. Vluchtelingen kenden deze streek in het buurland, waar ze vaak als seizoensarbeider in de landbouw werkten. Nu kwamen ze met alles wat ze mee konden nemen, en heel de familie. In eerste instantie vaak bij mensen thuis, of in een gehuurde flat. Ze werden als gasten ontvangen, in kleinere groepen tegelijk. Tijdelijk, dacht men, hoopte men. Maar dat is vier jaar geleden.

De twee gemeentes die we bezoeken hebben nu vluchtelingaantallen die gelijk of dubbel zo hoog zijn als die van de eigen bevolking. De centrale overheid doet er niet veel aan, het komt op de schouders van de plaatselijke gemeentes, van de burgemeesters daar, die met minimale budgetten de boel bij elkaar moeten houden, de scholen moeten laten draaien, het water moeten laten stromen, en de elektriciteit. Die het afval weg moeten werken, die hun parken uitgewoond zien worden, hun riolering overbelast.

Na de theorie van het gesprek, de praktijk van het veld in, naar de beter gestructureerde gemeenschappen vluchtelingen. Van groepen tentjes van plastic, zeil en hout, soms enkele, soms tientallen, tot grotere eenheden ommuurde, met watertanks en schotelantennes. Veel kinderen op straat tussen de middag. De kleintjes gaan ’s morgens, daarna de grotere: dubbel bezette scholen en leraren. Dubbel bezette artsen en ziekenhuizen. Een groter kamp binnen gaan wordt ons van harte afgeraden door de agenten die ons begeleiden. Aan de rand van de wegen het bewijs van de overbelasting, ook op het milieu: afval, plastic meest, tussen het rijpend graan, of al in stukken op de geploegde velden, de irrigatiekanalen vervuilend en blokkerend.

Op de terugweg even tijd om net voor sluitingstijd naar een wijngoed te gaan, waar al bijna een eeuw de vaten en flessen liggen opgeslagen in een bij toeval gevonden grottencomplex. Uitstekende wijn, als ik de proevers mag geloven. Een complex dat in hartje Frakrijk niet zou misstaan. De wijn wordt over de hele wereld geëxporteerd. Net als veel van het fruit en de groente uit deze streek.

’s Avonds eten we met elkaar op het terras van een Libanees/Armeens eethuisje. Daarna nog even brainstormen in het hotel met elkaar, om te bezien of we al een richting hebben gevonden waarin ons project zou kunnen gaan. Met heel veel uitwisselen van ideeën en gedachten, maken we al een flinke slag daarin. Mogelijk moeten we daarom kijken of het programma de tweede helft van de week omgegooid kan worden. In ieder geval betekent het dat we vanaf nu gerichter kunnen doorvragen en op zoek moeten gaan naar de info die we nog missen. En zo is het voor je het weet weer elf uur.

Beiroet

Vanaf het balkon kijk ik uit over de stad, de zee. Achter mij de residentie van de Nederlandse Ambassadeur in Beiroet; voor mij de haven waar ik in 1981 of -82 een week lag te lossen. Troste boeren in wijde broeken zagen toe op het uitladen van hun pootaardappelen, die in de Bekaavallei geplant zouden worden. Toen een land in burgeroorlog, die even verflauwd was. Er stonden, binnen de muur van lege containers die de haven moest afschermen voor verdwaalde kogels, overal platen marmer te wachten om de vernielde hotels weer op te knappen. Kort daarna zou de interne oorlog zijn laatste, bloedige fase in gaan.
Nu is Beiroet, althans het deel dat wij gezien hebben, een drukke, ogenschijnlijk welvarende stad. Een mooie mix van modern comfort, waar toch de groentewinkels nog tot na middernacht open zijn tijdens deze warme junidagen.

Ik ben hier voor een scopingmission. Waar Libanon een relatieve vrede kent, is het in buurland Syrië helemaal mis. Miljoenen ontvluchtten hun land. Opvang in de regio, daar weten ze hier alles van. Anderhalf miljoen (geregistreerde) vluchtelingen vinden al jaren hier veiligheid. Ze maken dertig procent van de bevolking uit. In sommige gemeenschappen zijn er twee keer zoveel vluchtelingen als autochtone bewoners. Stel je voor dat dat in welk land in Europa het geval zou zijn, stel je voor dat Nederland in korte tijd 9 miljoen vluchtelingen op zou vangen. We zouden krakend tot stilstand komen en tot chaos vervallen. Niet hier, niet in dit land, met zijn complexe politiek. Al jaren bieden ze de influx het hoofd.

Deze avond spreken wij onder leiding van onze gastvrouw, de Nederlandse ambassadeur, naar aanleiding van de ontmoetingen de afgelopen dag met allerlei vertegenwoordigers van de grote spelers in het veld van de hulpverlening hier, de UN familie, de Britse en Europese ontwikkelingsorganisaties. Ze zijn allemaal druk met het lenigen van de nood, het in stand houden van systemen die tot voorbij hun limiet zijn opgerekt.

Vanmorgen begonnen met een gesprek met een MP, die schetst hoe de politiek bevroren is op het moment, er nog geen presidentskeuze gemaakt wordt, en alles daardoor stil valt. Hij roemt de Libanese mentaliteit, waar mensen het dan maar zelf oppakken en oplossen, zo goed en zo kwaad als het gaat. Het is een dag van kantoor in, kantoor uit. Rond de middag realiseer mij ik ineens dat ik voor het eerst een moskee hoor, in een buurt waar kerk en moskee letterlijk naast elkaar staan. Ons hotel staat op de grens van de christelijke wijk, daar klinkt die roep niet door. Libanon is een uniek land, met een uiterst subtiele, afgedwongen balans in vertegenwoordigingen. Het maakt het complex en lastig, het werkt soms vertragend, maar is tegelijkertijd ook ontzettend boeiend.

Als we ’s avonds om elf uur weer in ons hotel komen, zijn we precies 22 uur in het land. Het voelt als dagen.