Media Vermist

Geen lichaam, geen uitvaart

 Henk en ik kregen een relatie op de zeevaartschool. Aanvankelijk voeren we allebei voor verschillende maatschappijen, maar in ’85 zijn we samen op een eigen schip gaan varen. Dat hebben we negen jaar gedaan. Middellandse Zee, Noordzee, Oostzee, Noord-Afrika. Hij was kapitein, ik stuurman. Op een gegeven moment hebben we de boot verkocht en is Henk in vaste dienst gegaan bij een scheepvaartmaatschappij. In februari vorig jaar vertrok hij voor een reis van vijf maanden naar West-Afrika. Zes dagen later, ik zat hier met een kopje thee op de bank, stonden er twee mannen voor de deur. Of ze binnen mochten komen. Ik vroeg wat ze wilden, wie ze waren. Politie? Jehova’s Getuigen? “Wij zijn van de scheepvaartmaatschappij,” zei een van die mannen. Op dat moment wist ik: Henk is dood. Ik liet hen binnen. Mijn hoofd liep om. Stond het schip in brand, was er een aanvaring geweest, was hij in het ruim gevallen? Ik zei: “Zegt u het maar.” “Er is een zoekactie gaande naar uw man.” “Waar?” “In de Golf van Biskaje.” “Wat voor weer?” “Goed weer.” Ik ging zitten, die mannen gingen zitten. Ik dacht: moeten die mannen geen kopje thee? Nee, die mannen hoeven geen kopje thee. Moet ik iets zeggen? Nee, ik hoef niks te zeggen. Henk is dood. Zo dubbel. Je blijft functioneren zoals je dat gewend bent, terwijl je tegelijkertijd een rampzalige mededeling verwerkt. Ik wist meteen: die vinden ze niet. Die vinden ze nooit meer. Zes dagen eerder had ik hem naar Amsterdam gebracht, waar hij aan boord was gegaan. Vandaar waren ze via Antwerpen naar Lissabon gevaren, waar containers geladen zouden worden voor ze verder gingen naar West-Afrika. Maandag, na de eerste volle zeedag, voeren ze in de Golf van Biskaje. Henk is na het koffiedrinken op de brug – een dagelijkse gewoonte – nog even aan dek gegaan en daarna heeft niemand hem meer teruggezien.Theoretisch was alles mogelijk. Ik realiseerde me dat ik nooit het definitieve antwoord zou krijgen op de vraag wat er precies gebeurd was, maar ook dat ik daar niet naar moest blijven zoeken. Ik moest me wapenen tegen mijn eigen gedachten, maar vooral ook tegen die van anderen. Mensen proberen je van alles wijs te maken. Ze verzinnen het waar je bij staat.  “Hij was natuurlijk ongelukkig. Hij zal wel overboord gesprongen zijn.” Dat zijn uitspraken die hard aankomen. Ik kon me er niet tegen verweren, maar voor mij is zelfmoord geen optie. Niets in zijn karakter, in de omstandigheden, in zijn gedrag wijst daarop. Ik haal daarvoor ook de zekerheid uit ons verleden, onze relatie. Anderen suggereren dat een verstekeling hem overboord heeft gegooid. Hoezo verstekeling? Van Antwerpen naar West-Afrika zeker. Dat lijkt me stug. Weer anderen opperen dat Henk met een sloep van boord is gehaald. Verzin het maar en het is een keer bedacht. Iemand zei zelfs tegen me: “Hij is meegenomen door buitenaardse wezens, maar die brengen hem ook weer terug.” Troostrijk, als je in buitenaardse wezens gelooft tenminste. Mijn idee is dat hij niet goed is geworden, een hartaanval of een hersenbloeding heeft gekregen en toen overboord is geslagen. Als jij je als zeeman een dag na vertrek misselijk voelt, zeg je dat niet tegen je maten, maar denk je: ik moet zeker wennen aan die boot. Het zou een verklaring kunnen zijn waarom niemand iets gemerkt heeft aan Henk. En dan. Wat moet je dan? Er is geen lichaam, geen uitvaart, geen noodzaak om iets te regelen. Als iemand vermist is zijn er geen regels meer. Ik besloot te wachten tot ik zijn bagage terug had. Dan zou ik wel verder zien. Ik realiseerde me dat het niet goed was om niets te doen. Er moet een punt zijn waarop je een advertentie in de krant zet, zodat mensen je kunnen condoleren. Dus besloot ik om veertien dagen later een herdenkingsdienst te houden. Het is me door sommigen kwalijk genomen dat ik daar zo snel mee was. Wat had ik dan moeten doen? Zitten wachten tot de koeien thuiskomen, zoals ze in Engeland zeggen? De waterpolitie adviseerde me een overlijdensakte op te laten maken. In Nederland ben je of dood of levend, vermist is geen status. En dood ben je pas als er een doodsakte is. Die was er niet, dus was Henk voor geen enkele instantie overleden. Ik belde zijn begrafenisverzekering. “Mevrouw, we betalen u niet uit. Pas als u een akte hebt. Sterkte.” Daarom heb ik Henk dood laten verklaren. Als er geen reden was geweest om het te doen had ik het niet gedaan. Kwam ik terecht bij zo’n jong advocaatje in een grachtenpand in Amsterdam. “Nou mevrouw, waarom zo snel?” “Nou meneer, omdat het lang genoeg is om te weten dat hij niet terug komt zwemmen.” En mocht hij op de een of andere miraculeuze wijze opstaan, dan gaan we door waar we gebleven zijn. Een paar maanden geleden heb ik in de schouwburg het toneelstuk Dido en Aeneas gezien. Wanneer Aeneas Dido verlaat om Rome te stichten, vervloekt zij hem en wenst ze hem een voortijdige eenzame dood toe en een onbekend graf. Zo erg is het dus. Als een vloek. En zo van alle tijden.
Bij iedereen speelde na de vermissing van Henk het verhaal van Ad op. Een nichtje van me zei: “Stel je nou toch voor dat oom Henk terugkomt.” En dat hij zegt: “Kijk eens, wie ik heb meegebracht? Hier is Ad. We zijn samen teruggekomen.” Achtenhalf jaar geleden vertrok mijn broer naar Duitsland om voor zijn vriendin medicijnen te halen die hier niet verkrijgbaar waren. Daarna zou hij kennissen gaan opzoeken. Die sloegen op een dag alarm. “Ad zou hierheen komen, maar hij is er niet. Weten jullie waar hij is?” Nee. Een volwassen vent, daarvan weet je niet ieder moment waar hij uithangt. In eerste instantie dachten we dat hij wel zou bellen. En we verzonnen allerlei redenen waarom hij zo lang niets van zich had laten horen, maar de onzekerheid was slopend. De stilte zette door. En duurde. Wanneer moet je ervan uitgaan dat iemand niet meer belt? Op een gegeven moment beseften we dat er iets goed fout zat, maar wat? We ziijn gaan zoeken. Zijn auto is gevonden op Schiphol, maar het is niet duidelijk of hij een vliegtuig heeft genomen. Voorzover we konden nagaan stond hij niet op de passagierslijsten, maar voor welke periode check je die lijsten en van welke vluchten? Misschien is hij helemaal niet naar Duitsland gegaan. In principe kan hij net zo goed in Brazilië op het strand liggen. Zelfmoord heb ik uitgesloten. Daar was hij geen type voor. Ik denk eerder dat hij zichzelf een maatje te groot heeft ingeschat. Hij was een avonturier, dacht dat hij de hele wereld aan kon, maar dat houdt een keer op. Ik ga ervan uit dat hij zich heeft ingelaten met minder fraaie zaken en vermoord is. Maar we weten het niet, en de vraag is of we het ooit zullen weten. We hebben geen enkel aanknopingspunt. Dan is de wereld groot. Mijn moeder heeft hem nooit opgegeven, maar dat is moeders eigen. Ik droomde dat hij na drie jaar terug zu komen en daarom heb ik hem drie jaar de tijd gegeven. Als hij dan nog niet teruggekeerd was, zou ik ervan uitgaan dat hij niet meer leefde. Het heeft vijf jaar geduurd voor ik zover was. Toen heb ik me voorgenomen niet meer op hem te wachten. Zijn kleren hebben een tijd in de kast van mijn moeder gehangen. Maar ik heb gezegd: “Doe ze maar weg. Als hij terugkomt wil hij toch nieuwe spulletejes.” Maar stel je voor dat hij inderdaad nog leeft, dat hij acht jaar lang de boel belazerd heeft en mijn moeder de vernieling in heeft geholpen… wil ik dan nog wel dat hij terugkomt? Heb ik liever een levende rotbroer of een dode lieve broer? Het is zoiets als antwoord geven op de vraag: zullen we je linkerarm of je rechterarm eraf hakken? We hebben Ad nooit officieel dood laten verklaren. Er was geen noodzaak, zoals bij Henk. We hebben ook niet symbolisch afscheid genomen. Er is nooit een advertentie, een dienst, een condoleance geweest. Er is geen punt waarop wij het verlies aan de wereld kenbaar hebben gemaakt. Daardoor hebben we niet kunnen afbouwen, niet kunnen rouwen. Wanneer zeg je: mijn broer is vermist? Dat kan lang duren. Dat maakt het lastig voor de familie, maar ook voor buitenstaanders. Het zou makkelijker zijn wanneer er wel zo’n markeringspunt was. Ik ken familieleden van vermisten die na vijf of tien of twintig jaar afscheidsrituelen bedenken in samenspraak met een psycholoog. Die een afscheidsbrief schrijven, of een ballon oplaten en daarmee de vermiste symbolisch laten gaan. Dat hebben wij niet gedaan. Het zou goed geweest zijn, maar wanneer bepaal je dat punt?
Het is nu een jaar geleden dat Henk vermist raakte. Voor mij wordt het verdriet sterker, voor anderen lijkt het verder weg. Maar ik kan ermee leven. Op het moment dat ik het bericht hoorde wist ik: ik moet door. Zo’n beslissing neem je binnen een paar seconden. Want er is ook een tegenkracht, het gevoel dat het nu wel zo’n beetje over is. Twee uur nadat ik het bericht van Henks vermissing had gekregen reed ik naar Callantsoog om mijn ouders op de hoogte te brengen. Tijdens die rit vroeg ik me af of ik tegen een boom zou kunnen rijden. Nee, dat had ik niet gekund. Dat is voor mij geen optie. Dus ga ik door, maar ik wil meer dan simpelweg overleven. Overleven doe je op een eiland tot er een boot komt om je eraf te halen. Die boot komt niet. Dus kies ik voor een zo volledig mogelijk bestaan, want anders is het de moeite niet. Het is niet leuk om hier op de bank te zitten wachten op iets dat nooit zal gebeuren. Ik heb het geluk dat ik het druk heb met mijn werk als gemeenteraadslid en met andere vrijwilligersklussen. Maar er zit wel een gat in mijn leven. De kunst is om me niet zo uit het lood te laten slaan dat ik het allemaal niet meer de moeite waard vind.Toen Henk en ik pas verkering hadden verdronk er een marineduiker, een kennis van mijn ouders. Zijn vrouw was in verwachitng van hun tweede kind. De afscheidsdienst maakte grote indruk op me. “Het is toch verschikkelijk” zei ik tegen Henk, “als je op deze manier je man verliest. Dan word je toch nooit meer gelukkig? “Nee,” zei Henk, die zelf op elfjarige leeftijd zijn moeder had verloren, “dat is niet zo. Je wordt wel weer gelukkig.” Die zin is me altijd bijgebleven en ik heb er na zijn vermissing vaak aan moeten denken. Ik voel tegenover hem de verplichting om die uitspraak waar te maken, maar makkelijk vind ik het niet. Henk krijg ik niet meer terug. En Ad ook niet. En er is geen vervanging. Ik vergelijk mezelf met een zeester. Een mooi beest. Hak je hem een poot af, dan leeft hij gewoon door. Met een beetje geluk krijgt hij zelf een klein pootje terug voor die grote poot, maar zo mooi als hij was wordt hij nooit meer.

Uit de bundel  Bevochten leven, Colet van der Ven, Uitgeverij Van Gennep. Eerder gepubliceerd in dagblad Trouw, 2000

Vermissing van geliefde slaat zwart gat in leven

Van onze verslaggeefster den helder-

Ze dacht dat het Jehovah’s Getuigen waren, twee mannen in nette pakken die ’s middags langs de deuren gaan. Maar ze kwamen van de scheepvaartmaatschappij. Haar levensgezel Henk Zijm was op de Golf van Biskaje spoorloos verdwenen. Sindsdien zit er een groot zwart gat in het leven van de Helderse Linda Rose Smit.
Elk overlijden van een dierbare is gruwelijk. Maar bij een vermissing komen er nog een stel harde factoren bij. Allereerst de onzekerheid, gevoed door sprankjes hoop: is de geliefde misschien toch nog in leven? De 48-jarige Helderse heeft zelf nooit in dat laatste geloofd. Henk Zijm moet in de avond van 15 februari 1999 rond elf uur ’s avonds van het vrachtschip zijn geraakt, toen hij na een praatje met de stuurman nog even een luchtje ging scheppen. Niemand weet wat er precies is gebeurd.

Meteen omgekeerd
De bemanning ontdekte zijn afwezigheid pas ’s ochtends vroeg, toen de 43-jarige kapitein niet op het werk verscheen. ,,Ze zijn toen meteen omgekeerd, maar ze waren natuurlijk al uren varen van de plek waar het gebeurd moet zijn. Een lichaam raakt na zeven uur verzadigd met water en zinkt. Ik ben er direct vanuit gegaan dat hij niet meer terug zou komen. Maar veel mensen in mijn omgeving dachten daar anders over. Hij kon gekidnapt zijn door piraten. Iemand dacht zelfs aan buitenaardse wezens die hem misschien wel weer terug zouden brengen. Goedbedoeld natuurlijk, maar wat moet je ermee.”
Linda Rose heeft zelf jarenlang gevaren, kent de zee, weet dat de Golf van Biskaje vierduizend meter diep is. ,,In de Noordzee stroomt al het water ergens heen, daar worden nog wel mensen teruggevonden. Maar in het gebied waar Henk verdween is dat anders. Ik wist dat ik ervan uit moest gaan dat hij nooit zou worden teruggevonden. Ik heb gevochten tegen de gedachten hoe hij daar lag. Dat was ‘au’. Dat heb ik heel lang van me af gehouden. Pas nu kan ik enigszins praten over wat er gebeurd is.”
Een van de manieren om haar verdriet te verwerken is de website die sinds augustus dit jaar actief is. De site verhaalt over hun liefde, die ontstond op de hogere zeevaartschool Noorderhaaks in Den Helder en die uitgroeide tot een 25 jaar durende relatie. Het is een warm eerbetoon aan de liefde van haar leven. ,,Ik heb een herdenkingsdienst gehouden. Maar verder is er niets, geen graf, geen plek om te herdenken. Dan is zo’n site een soort monument.”

Doolhof van misverstanden
Maar Linda Rose wil met de site ook lotgenoten verder helpen. Wie te maken krijgt met een vermissing, raakt namelijk al snel verzeild in een doolhof van misverstanden en onkunde, zo moest de Helderse ervaren. Op haar site is de hele te volgen procedure te lezen en staan bemoedigende woorden voor de achterblijvers. ,,Want mensen voelen zich vaak schuldig bij het aanvragen van de verklaring van overlijden. Maar als je het niet doet, blijf je geconfronteerd worden met oproepen voor verkiezingen en allerlei aanbiedingen aan het adres van de vermiste.”
Financieel zijn er ook grote consequenties. Zolang er geen verklaring is, wordt een levensverzekering niet uitgekeerd bij voorbeeld. ,,Ik kreeg zijn vakantiedagen uitbetaald en nog een toeslag van twee maanden salaris, maar toen hield het op. Ik kon het financieel gelukkig hebben, maar een gezin waar de kostwinner van wegvalt zou in de bijstand belanden. Daarom is het ook zaak om de procedure zo snel mogelijk rond te krijgen. Als iedereen zijn werk goed doet, kan het in zes maanden gedaan zijn, maar niet alle advocaten kennen de procedure goed.
Op de website (www.lindarosesmit.nl) is daarom ook het adres opgenomen van een Amsterdamse advocaat die de gang van zaken kent.
Instanties als het Rode Kruis en de Waterpolitie verwijzen inmiddels door naar de site van de Helderse.

donderdag 13 november 2003, 11:03 Helderse Courant, door Petra Bies

Flashback voor Linda Rose Smit

23 juni 2011, 17.48 uur · Aangepast 23 juni 2011, 20.01 uur

JULIANADORP Linda Rose Smit uit Julianadorp wil graag hulp bieden aan de familie van de vermiste Frank Tuin uit ’t Zand. De jongen is vermoedelijk overboord geslagen op de Atlantische Oceaan.

De 20-jarige student liep stage op het schip Alaskaborg dat van Canada naar Engeland vaart. Het schip komt naar verwachting zondag of maandag in Engeland aan. Oud-wethouder Rose Smit uit Den Helder maakte twaalf jaar geleden hetzelfde mee toen haar partner overboord sloeg van een vrachtschip.

Linda Rose Smit beleefde toen veel pijnlijke momenten door het gebrek aan praktische informatie. Met haar ervaring wil Rose Smit de familie bij staan. Ze heeft ook een eigen websitemet haar verhaal.

De scholier van de Maritieme Academie van het ROC is nog altijd spoorloos. De rederij denkt dat hij ’s nachts overboord is geslagen. Een grote zoekactie, die 15 uur duurde, leverde niets op. Het zeewater heeft een temperatuur van 6 graden
Celcius. Een woordvoerder van het KLPD liet weten dat de autoriteiten in Canada het gebied waar de man is vermist ‘ongetwijfeld in de gaten zullen houden’. “Onderzoek moet uitwijzen wat er precies is gebeurd.”

Henk en Linda Rose op hun schip Jehan.

 
Henk en Linda Rose op hun schip Jehan. © Privéfoto

‘Op het moment dat je ze niet meer noemt, zijn ze weg’

,,Ik weiger te geloven dat niks meer de moeite waard is. Ik ben niet goed in ongelukkig zijn.” Het zijn de stellige woorden van Linda Rose Smit (60) uit Den Helder. In 1992 verdween haar broer Ad op 47-jarige leeftijd. Zeven jaar later raakte haar vriend Henk (43) vermist. ,,Je moet blijven ademhalen, je vastbijten in de volgende dag.”

 

 

Plaats een reactie