Op slakkenjacht in Anilao, 14 december 2025

Ooit ontmoette ik een ervaren duiker tijdens een zeer geslaagde duikreis en vroeg hem waar mijn volgende bestemming zou kunnen zijn. Zijn antwoord: Anilao, slakkenparadijs.

Dus daar zit ik nu, iets over vijf uur op een zondagmorgen in december, op een balkonnetje dat zeezicht belooft. De hanen kraaien elkaar toe dat de dag er aan komt, de gekko laat zich horen, overal krekels. De lucht is zo helder dat een planeet hoog in het westen er een gat in brandt.

Naast mij een kop thee, voetjes op de railing, en benieuwd wat de dag gaat brengen.

Maar je moet er wel wat voor doen.

Vrijdag op tijd je bed uit, koffers definitief dicht, verwarming laag, quooker uit, niets vergeten? Mijn bovenste beste buurman bood aan mij naar de trein te brengen, en we zijn van de weeromstuit zo op tijd vertrokken dat we de eerdere trein de overgang zien passeren. Geeft ons tijd nog even het leven en de wereld door te nemen.

Al op het station een eerste ontmoeting, met iemand die ik ervan verdenk duiker te zijn, maar hij zit in de luchtvaart, en gaat naar huis in het VK.

Alle treinen zijn braaf, probleemloos glijd ik Schiphol binnen. Er staan nog geen lange rijen. 

Ik ga even langs bij een electro-jongen, na alle hindernissen te zijn gepasseerd. Een powerbank voor mijn nieuwe foto-outfit. Bankbiljetten in twee verschillende soorten. Eerste hik-up: wat was ook al weer de pin van mijn creditcard? Al had ik mijn reis er mee terug kunnen verdienen: geen idee. Dat krijg je met die vingerafdrukgeintjes, je gebruikt haast nooit meer je pin. Ik neem geen risico en besluit een nieuwe aan te vragen, die ligt binnen enkele dagen thuis in de bus. 

Ik koop toch nog even dat boek wat ik wilde laten liggen, omdat het uitstekende boek dat ik mee nam voor onderweg, dreigt uitgelezen te raken.

Ik eet wat, ik bekijk het theater dat een internationaal vliegveld altijd is, werk aan mijn conditie door naar de verkeerde gate te lopen, 180 graden de verkeerde kant op, en kom keurig op schema aan bij de goede.

Wat niet gezegd kan worden van mijn vliegtuig, dat een half uurtje te laat met boarden begint. Niets aan de hand, wind mee, we komen toch voor schema aan op Doha.

Mij was beloofd dat Doha een fantastisch vliegveld is, met zelfs een tropische tuin. En die is er, inclusief flinke bomen. Mooie architectuur, alle dure merken winkels, glitter en glas, met zelfs burgers van Gordon Ramsey, als je er trek in mocht hebben. Toiletten schoon, een gelegenheid om te douchen, een Mercure om te overnachten. Echt, je gaat haast denken: waarom is het op Schiphol niet zo.

Tot je afdaalt naar de gates, waar totale chaos heerst.

Er zijn zitplaatsen, maar die bieden geen zicht op de informatie, dus gaat iedereen rond de gates hangen tegen de tijd dat boarden werd beloofd, die ook hier ruim een half uur na planning wordt begonnen en dan bussen, en een trap op om je vliegtuig in te komen.

Van carrier gewisseld inmiddels, dus het comfortabele vliegtuig met het uitstekende eten is nu een oude airbus, zonder schermen, met een maaltijd die zonder competitie de slechtste is die ik ooit tegenkwam in een vliegtuig, met aardige mensen maar zeer rottige stoelen. En dan is acht uur lang. Het online entertainmentprogramma doet het uitstekend op de telefoon van de buurman, bij mij weigert het na een aantal minuten steevast dienst. Ik wend mij tot dat boek, maar iedereen wil slapen en dan is zo’n leeslamp hinderlijk. Uiteindelijk komt er een eind aan zo’n tocht en sta je op Manilla Airport. Waar dit keer mijn koffer ook aankomt, na de spanning te hebben opgebouwd en als een van de laatste over de streep te komen.

We er niet mee kwam: mijn zeer handige opvouwbare donsjackje. Nu niet nodig, maar die ga ik bij terugkomst zeker missen als ik sta te vernikkelen in mijn zomerse truitje en hoodie op Sloterdijk.

De chauffeur komt op de afgesproken tijd op de afgesproken plek, ik denk veel vroeger dan verwacht op de bestemming te zijn, maar die ligt dan toch nog bijna vier uur rijden langs tolwegen verder, in het donker.

Steeds als ik vermoed dat we er nu toch bijna zijn, duikt er geen duikparadijs maar een olieconcern op. Tot de bebouwing steeds schaarser wordt en we langs een steile kronkel de kust bereiken, en eindigen in een zo goed als doodlopend straatje ongeplaveid. Niet dat je denkt: mijn droomresort. We moeten wel verder, maar vanwege de nog actieve moesson ligt er een plas die ze madam niet aan willen doen. De jonge maar zeer vaardige chauffeur keert de auto op een rijksdaalder en rijdt achteruit tot hij niet verder kan. Zo kan hij weer wegrijden en ik houd droge voeten. Twee heren van het resort nemen elk een koffer op de schouder en lichten mij bij met een zaklantaren. Lange betonnen trappetjes, geitenpaadjes, over gras en langs kakkerlakken (maat luciferdoosje; we noemden aan boord taxi’s, als je erop ging staan vroegen ze waar je heen wilde). Ik krijg het vermoeden dat ik op het verkeerde adres heb geboekt, dan staan we ineens aan zee. En moeten we weer omhoog, waar het resort ligt zoals ik dat herken van de foto’s op hun site.

Het heeft zo gewaaid de laatste dagen dat de normale aanlooproute, per boot over zee, nu te ruw was. Ik kwam dus via de sluiproute.

Alle twijfels verdwijnen als ik aankomt bij de pool, lang de bar met duikers in gesprek, naar de receptie, waar gevraagd word of ik nog iets wil eten, het is inmiddels bijna negen uur.

Alles wordt snel in orde gemaakt, ik krijg kamer Wonderpus. Die ligt op ongeveer het hoogste niveau tegen de heuvel op, dus na deze weken heb ik waarschijnlijk de conditie van een os. 

Terwijl ik dit schrijf wordt de lucht van nachtblauw naar donkerblauw tot grijs met hier en daar wolken, ontwaar ik de contouren van het eiland tegenover ons, en hoor ik hier en daar tekenen van leven.

Ergens wordt al een houtvuurtje gestookt voor het ontbijt, een ficusboom is mijn buurman.

Vandaag eens zien of ik alle nieuwe aangeschafte zaken soepel werkend zal krijgen. Vanavond ook mijn eerste nachtduik

Kom vooral morgen terug om te lezen of dat gelukt is.

Dive into Raja Ampat, Dag 3, 19 november 2024

Dat een mens door zoveel emoties in een dag kan gaan. Alleen daarom al is het goed af en toe op reis te gaan, iets verder dan naar de volgende stad.

Ik wist al dat dit een lange trip zou worden met lange lay-overs en dat dat de nodige ongemakken zou brengen. Maar ook de nodige ontmoetingen. Hier en daar een tegenvaller maar ook meevallers.

Dag 3 heeft het allemaal.

Na een avondje rondhangen voor de gate, nog wat uurtjes bij de gate, die langzaam volloopt. De reizigers worden specifieker, Sorong is geen wereldplaats, maar je kunt er nog wel doorreizen, vliegen of varen naar verdere bestemmingen.

Mijn buurman bijvoorbeeld, op het stoeltje bij de gate, is op weg naar nog een verder eiland, een vliegtuig verderop. Een jonge Fransman die al jarenlang van duiken zijn heeft gemaakt, en zeker de laatste tien jaar in Indonesische wateren.

Het leuke aan duikers is: binnen een minuut hebben ze een gezamenlijk onderwerp waar ze niet over uitgepraat raken. Hij heeft een fraai filmpje op zijn telefoon van een grote groep migrerende hamerhaaien. Dat was vorige maand, daar ben ik te laat voor. Hij kwam dit keer vanuit Bangkok, om daar iets meet visa met regelen, en zal tot juni 2025 aan een stuk door werken. Dan moet het schip in dok.

Als ik dit laatste vliegtuig instap heb ik het gevoel de reis al bijna goed te hebben volbracht, hoewel we nog de hele nacht onderweg zullen zijn en het moeten doen met water en brood. Nu ja, dat was dan wel een crème-broodje. De fransman helpt mijn best zware handbagage de vliegtuigtrap af te dragen en we lopen de hal binnen. Hij slaat linksaf, hij heeft alleen zijn rugzakje. En ik rechtsaf waar ik de bagegeband vindt. Maar niet mijn koffer. MET AL MIJN DUIKSPYLLEN. MET AL MIJN DUIKSPULLEN. En mijn kleding, en mijn logboek en, en, en…. PANIEK! Daar sta je dan met je goeie gedrag zou mijn goede vader zeggen. De jongedames en jongeman in het vrij kleine luchthavengebouw zijn vriendelijk en welwillend, maar ik ben er nog niet van overtuigd dat er gaat gebeuren wat zou moeten gebeuren.

Hoewel de vriendelijk grondstewardess mij in Amsterdam verzekerde dat mijn bagage doorgeboekt was, was dat kennelijk alleen tot Jakarta. Na wat ge-heen-en-weer, waarin ik zo goed mogelijk iedereen ervan te overtuigen dat mijn koffer echt naar Sorong moet met de volgende vlucht de komende nacht ga ik naar de uitgang en vindt de mevrouw met het bordje Linda Smith. Dat ben ik. Er wachten al wat mensen met dezelfde bestemming en we vertrekken met twee auto’s naar de ferry. De mevrouw van het bordje is vol vertrouwen dat mijn koffer de volgende vlucht zal halen en dat er dan voor gezorgd wordt dat diezelfde koffer met de volgende boot mee zal komen. Ik vertrouw er iets minder op. Bellen naar Nederland, heeft geen enkele zin, daar slaapt iedereen. Telefoons hebben de gewoonte op zo’n moment bijna leeg te zijn, ik kan nog net een mailtje sturen naar het boekingskantoor. 

Op de ferry hebben we vipplaatsen, met gerieflijke stoelen en airco die altijd te laag staat. De tocht duurt twee uur, je maakt een praatje of als je boft knap je een uiltje. Vandaag is niet mijn bof, geen uil te zien al een hele tijd.

Aan de haven van Weiwo staan drie auto’s, één voor de bagage. Een ritje over de steile heuvels, die het de auto’s duidelijk moeilijk maken. De begroeiing is weelderg. De auto’s en scooters rijden links. Dat was ik vergeten, gek genoeg.

Het resort is klein, aan het strand, tussen de hoge bomen, keurig onderhouden; ik heb het eerste huisje links aan het strand, achter de boten. We worden ontvangen met een drankje en vochtige handdoekjes, krijgen uitleg over de routine. Zien het hele keurig aan geharkte duikcentrumpje. Duikmanager Sonly legt ons uit wat we zelf moeten doen en waar hij met zijn staf voor zorgt. De zaken zijn oneerlijke verdeeld, wij hoeven alleen te zorgen dat we op tijd opdagen en onze camera’s in een mandje deponeren. Later zoek ik in zijn duikcentrum een outfit bij elkaar. Hij vindt het gek dat ik niets in roze hoef.

Gedoken wordt er vandaag door ons niet, iedereen heeft behoefte aan bijkomen. Waarbij de heren onzichtbaar zijn, het gelukkige jonge stel zich ook niet laat zien, en de jonge Italiaanse en ikzelf de ligbedjes en het water inspecteren.

De zon schijnt, de jettie is lang, te lang om met blote voeten over te lopen in middag. En mijn sandaaltje liggen…. 

Ik heb gelukkig mijn masker in mijn handbagage, een badpak, een schone onderbroek, de benodigde pilletjes, crèmepjes en wat dies meer zij. Maar de snorkel ligt…

Eind van de middag duikt de rest van het gezelschap op. Een tropische bui, die al enige tijd dreigt, maakt zijn dreiging waar. Daarna rukt het heerlijk naar bloesem over het water, gaan we zien of we de huis-doegong, de zeekoe, zien die hier met hoog water graast. Maar niet vandaag.

Met mijn inmiddels geladen telefoon maak ik foto’s. Mijn onderwatercamera zat in de handbagage met zijn lamp. De tray met armen zit…

Mijn nieuwe duiklamp zat in de handbagage, maar bij het inzetten van de batterij besluit die in mijn hand tot kortsluiting over te gaan. Nu heb ik dus wel een blaar van vier centimeter, maar geen duiklamp. Vorig jaar wilde zijn nieuwe voorganger het al helemaal niet doen, en werd alles vervangen bij terugkomst. Twee keer die hele zooi meegesleept, zonder resultaat.

En als u nu denkt: wat erg allemaal, wat een ellende.

Tussen die fantastische buien schijnt de zon, het water is (te) warm. De mensen zijn vriendelijk, het eten is heerlijk. Ik zie de zon fantastisch ondergaan. Er zitten hier allerlei vogels, die zich alleen nog laten horen. Er staan nog steeds drie duiken per dag op het programma. 

Ik doe het ervoor.