Maandagavond liet de jongeman waar ik in een vorig blog al over schreef mij een foto zien op zijn telefoon. De foto van een vriend, ongeveer even oud als hij, ergens achter in de twintig. Een lachend, vriendelijk gezicht. Een vriend, in en uit het land van herkomst. Maar dood. Vermoord die zondagavond tijdens een roadblock, waarbij men alcohol in zijn auto vond. Vanwege die alcohol dus. Voor wie denkt dat het huidige regime in Syrië het beste voor heeft met het land. Die huidige “interim” president, met die dure pakken en mooie westerse stropdassen, wilde een kalifaat, en dat wil hij nog steeds. De wetten worden gestoeld op islamistisch recht. Die ministers uit iedere minderheid zijn een schaamlap. Of ze dat zichzelf realiseren, of dat ze echt denken iets te kunnen betekenen, zullen we wellicht nooit weten. We kijken al nauwelijks meer naar nieuws over Syrië.
Het was niet de eerste vriend die hij verloor. Mensen uit zijn minderheid delen deze berichten dagelijks met elkaar. Ze zijn wanhopig. En ze durven hier vaak niet te demonstreren, bang als minderheid ook hier slachtoffer te kunnen worden van de tegenpartij. En daar hebben ze hun land niet voor verlaten, om hier ook onveilig te zijn.
Net zo min als de jonge vrouw, die als zestienjarige transgender haar onveilige land, Rusland, ontvluchtte, met het idee hier, in Nederland, ons zo tolerante land (weet u nog?) veilig te zijn.
Maar dat was ze niet. Ze vierde haar zeventiende verjaardag nog steeds in een asielzoekersopvang. Een plek waar ze als minderjarige alleenreizende eigenlijk niet hoorde te zijn. Een plek waar ze niet veilig was, waar ze volgens berichten slachtoffer is geweest van seksueel geweld (verkrachting dus). Waar ze niet de benodigde medicijnen kreeg om haar transitie goed te begeleiden. En waar de wanhoop zo groot werd dat ze een overdosis nam. Er was gewaarschuwd, maar het COA was onbereikbaar. En ook toen medebewoners waarschuwden dat ze bijna niet ademhaalde, kwam men traag op gang. Te traag. Ze is dood. Veilig, eindelijk. Niemand zal haar meer kunnen beschadigen.
We moeten ons zo vreselijk, vreselijk schamen. In dit land van melk en honing (ja ik weet het, niet iedereen heeft evenveel melk en honing). In dit land waar de meesten van ons als grootste zorg de volgende vakantiebestemming hebben.
Maar waar we te veel mensen onderweg achter laten, omdat ze niet mee kunnen komen. Omdat we ze er niet in laten, ze de taal niet machtig zijn, niet in een goed hokje passen, de denkkracht niet hebben, in de greep van een verslaving zitten. Die mensen, daar kijken we het liefst langs, op die enkele vrijwilliger na die het zich wel aan trekt, met te weinig uren en te weinig middelen om dat werk echt goed uit te voeren.
Deze week discussieert de Tweede Kamer over de begroting. Met veel wensen en altijd te weinig geld.
Ik hoop dat sommige kamerleden dan ook nog even denken aan al die mensen in dit land, of aan de randjes van dit land, die het zonder hulp en zonder compassie niet redden.