NBU 84, Dodge City

IMG_1213

Vandaag een berichtje van een trouwe volger: ‘Iedere morgen lees ik eerst jouw stukje. Hoeveel krijg ik er nog?’ Ik ben blij met iedereen die mijn stukjes leest en commentaar geeft, dat is toch een band met het thuisfront, zeker als je alleen reist.

Maar eigenlijk schrijf ik ze voor mezelf. Alleen ergens door het landschap rijdend probeer ik wat ik zie in woorden om te zetten. Zo dwing ik mezelf om goed te blijven kijken. En ik weet over een paar jaar nog wat zich heeft afgespeeld. Niet dat alles opgeschreven wordt, dan worden de blogs te lang (zoals deze dus), het zijn meer een soort kapstokken voor later.

Vanmorgen op weg naar Hasty had ik zo veel te melden, dat het overborrelde. Ik heb Siri aan het werk gezet om notities te maken. Die ik nu moet zien te ontcijferen, hij spreekt geen Engels. Na een half doorwaakte nacht, waarin ik de vrachttrein en de ezel heb horen roepen, blijkt vanmorgen vroeg dat de schoolbus naast mij bewoond wordt. De verse eigenaar moet nog even uitzoeken bij welke neef hij zich gaat voegen, wat hij nog gaat sleutelen aan het ding om het echt bewoonbaar te maken, maar dan komt het helemaal goed. Want Dodge City, het is een ‘hole in the wall, not much to do here.’ Hij houdt het hier voor gezien.

Dat kan goed zijn, als je hier al jaren woont, maar voor de eenvoudige bezoeker valt hier nog wel wat te beleven. Ik ben al vroeg bij Boot Hill, de vroegere begraafplaats. Nu is er een whiskystokerij, nog dicht. Naar het bezoekerscentrum dus. Daar staat de trolley klaar voor een rondrit, inclusief Fort Dodge. De chauffeur kan zijn lol niet op, een bezoeker uit Nederland. Je mag hier vaak een speld in een wereldkaart zetten om aan te geven waar je vandaan komt. Ze lopen mee om te zien waar Den Helder ligt, inclusief een andere bezoeker. Helaas is Nederland ongeveer 3cm, er zijn al zoveel Nederlanders, Belgen of Duitsers geweest dat Noord-Holland niet is terug te vinden, dus ik woon nu op de Doggersbank.

We rijden door de stad, krijgen uitleg over het ontstaan, zien de cattlefeeders en het fort. We zien het eerste hotel/restaurant, Harvey, dat de treinreizigers een maaltijd bezorgde, en beroemd was om zijn goede personeel, de Harvey girls; allemaal meisjes met goede manieren tussen de 18 en 30. Harvey wist goed in te spelen op het ontluikende toerisme, zijn restaurants zag ik ook elders, zoals bij de Grand Canyon. Op het staton ook twee zonnewijzers, opgebouwd met grindstenen. Central time en Mountain time, de 100ste meridiaan loopt door Dodge, en daarmee ook dat tijdsverschil. Nu ligt dat tijdsverschil honderd mijl westelijk.

Het fort, dat eigenlijk meer een verzameling barakken en gebouwen is, heeft geen omheining. Custer kwam er ooit langs, nu wonen er veteranen. Na ruim twee maanden rondreizen hier kom ik nu op het niveau dat ik puzzelstukjes aan elkaar kan leggen. De trails krijgen een gezicht, ik volg nu zo’n beetje de Santa Fe trail. Dodge City is emblematisch voor dit stuk van de VS.  Zoals ik gisteren al schreef, eerst de indianen, dan de rest. Dodge ligt aan de Arkansas rivier. Santa Fe was de noordelijkste stad daarvoor vandaar die trail. Op de heuvel ergens in een woonwijk zijn nog wagensporen te zien onder het gras. Verder wemelde het op de vlaktes hier van de bizons, wat jagers aantrok. Om die huiden naar de oost te krijgen kwam de trein, de huiden lagen al bij duizenden te wachten toen het spoor eindelijk zo ver was. Dat station werd ook gebruikt voor het vee dat vanuit Texas aan kwam lopen, met al die cowboys.

Eigenlijk doet de stad nog steeds hetzelfde als toen, niet het wat maar het hoe is veranderd. Ook nu nog zijn hier bedrijven die vee mesten tot slachtgewicht. Nu gaat dat via chips in de oormerken zo wetenschappelijk, dat men per afzetmarkt kan bepalen hoe de biefstuk er uit komt te zien.

Dodge ondertussen leed nogal onder al die aankomende cowboys die hun loon in een keer kregen uitbetaald, en vaak omzetten in drank en vrouwen.  Burgemeester Hoover, later nog President (die van de dam ja) was al die wanorde zat. Hij liet Wyatt Earp komen, die orde op zaken stelde en tegelijk met zijn vriend Doc Holliday, de cowboys via gokken weer van hun geld af hielp.

Boot Hill dankt zijn naam aan de dronken droppies die neergeschoten werden na een caféruzie of iets dergelijks en geen geld hadden voor een behoorlijke begrafenis bij Fort Dodge, zoals de nette mensen. Ze werden met hun laarzenn nog aan, of als kussen onder het hoofd, in een ondiep graf gelegd.

Na de rondrit loop ik nog langs de historische gebouwen en beelden in het stadje, volg een stukje de Walk of Fame, met veel gunsmoke-acteurs. Dan nog even wat drinken, een kaartje bezorgen bij het stadhuis, omdat ik geen brievenbus kan vinden. Dodge City heeft veel wind, ze zeggen hier meer dan in Chicago. Dus bouwt men hier windmolenparken, in Garden City zie ik een overslag terrein, want ook Lamar krijgt zo’n park.

Als ik over de High Plains rijd, met de graanprijzen soms op de radio, of een urenlang verslag van een baseballwedstrijd ergens, probeer ik me voor te stellen hoe het geweest is, die lege vlakte gevuld met manshoge golvende grassen in de wind hier, als de zee. Af en toe krijg ik een stukje te zien, maar niet de immense weidse verten van toen.

In Lamar wil ik naar het Colorado Welcome Center. Het plaatsje doemt al van ver op aan de horizon, de hoge silo als herkenningspunt. De kathedralen van de high plains, blikkerend in de zon. Met de aardige vrijwilligster van het centrum stippel ik uit wat er nog haalbaar is in de dagen die mij hier resten. Daarna drinken we gezellig thee en hebben het over ratelslangen, die komen hier nogal voor. Zomers heb je er minder last van gelukkig.

Dan rijd ik naar het John Martin Reservoir Statepark voor twee nachten aan het water, en met achter mij een voorbijgaande onweersbui parkeer ik Monster onder de bomen.

Monster was vandaag jarig, hij heeft nu meer dan 10.000 mijl met mij gereden door dit prachtige land. Geen wonder dat er stukjes afvallen, met al dat gerammel. Om het te vieren is er thee en chocola, terwijl de cicades en de vogels hun avondliedje zingen in diezelfde hoge bomen.

Maar alle steekvliegen en muggen zitten aan tafel bij die Hollandse. Vanavond eten ze uit.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s