NBU 69, Ooooooooh……

 

IMG_8526

Bob goedemorgen wensen, sleutel afgeven en naar Starbucks. Ik kan volgens Bob in de wagen blijven tot de onderdelen komen, maar dat lijkt me wat al te simpel. Er is vast nog wel iets te bekijken. Bij Starbucks alle tijd om nog eens mijn nieuwe laptop rond te reizen en te leren kennen tot in detail, meestal komt het daar niet van in verband met beperkt wifi of walstroom. Dan wil ik naar het andere museum, maar loop verkeerd. Als ik op mijn schreden terugkeer en langs Monster loop, zie ik dat het onderdeel net wordt uitgeladen. Dan hoef ik dus nergens meer heen. Binnen een uurtje is het gepiept en kan het raam weer open en dicht. Ik neem hartelijk afscheid en rond het middaguur sla ik richting Yellowstone in. Ik heb geen haast ondanks alle oponthoud, houd ik me voor. Vandaar dat ik onderweg in St. Anthony afsla na een bordje: Sanddunes. ’t Blijft toch een Jutter hè?

Ik rijd door een rustig plaatsje en de landelijke omgeving met volop aardappelvelden die continu besproeid worden. Daar ook weer de typerende silo’s en half ingegraven aardappelschuren, maar hoe rustig het er ook is, als je wil stoppen voor een foto zit er een Fedexbusje achter je. Ik zie inderdaad een groot duingebied aan de voet van hogere heuvels. Ik vermoed dat er heel wat met zandbuggies gereden wordt, die staan hier namelijk overal te huur en te koop. Het is een lieflijke omgeving, met stroompjes en rustige buurtjes. Alleen daarom al het afslaan waard, je moet zo’n dag ook opbouwen.

Iets na drie uur nader ik dan toch Yellowstone en stop bij een rangerstation, bemand door een zeer enthousiaste mevrouw en een wat schuchtere tiener. Ik krijg prima adviezen over wildkamperen en waar dat kan aan de Idaho kant. Yellowstone ligt in drie staten, dus het kan overal weer anders zijn. Ik moet het gastenboek tekenen, waar kom ik vandaan? Een net binnengekomen jongeman raadt Duitsland, ik reken het half goed. Ze vinden het geweldig: Nederland helemaal. Ik weet dat ik nog maar een uur of vier in het park kan zijn, ik wil eigenlijk om zeven uur op zoek naar een plek. Ik besluit de noordelijke helft van de acht te rijden en niet te veel te stoppen, morgen heb ik dan een lange dag om alles te bekijken wat ik vandaag mis.

Maar ja, dat park hè? Het is natuurlijk geen park, het is wildernis met een weg er door en af en toe wat nederzetting. Als tiener vierden we vakantie in Oostenrijk en Joegoslavië. Allemaal prachtig maar in Oostenrijk vond ik dat de bergen vaak in de weg van het uitzicht stonden.

Dit is niet te vergelijken.

Brede riviervalleien, kalm stromende rivieren en beken, stroompjes en moerassen. Watervallen, geiservelden, waar de stoom en rook verraadt dat het warmer is dan je denkt daar. Travetinterrassen. Frisgroene naaldbomen, maar ook veel dode grijze stammen, staand en liggend, vermoedelijk de getuigen van de grote branden in 1988, toen de heuvels vol rook waren en het park een extreem droog seizoen kende. Zachtgele scherpe rotsen, grijswitte lossere rotsen, stukken waar alles door elkaar is geschud, zo lijkt het. Steile bochten en afdalingen, maar voornamelijk toch een redelijk matig slingerende goede weg, breed genoeg voor al het verkeer. Ik kan zowaar regelmatig stoppen voor uitzicht en foto’s.

Ik heb al heel wat moois gezien, maar regelmatig hang ik met mijn mond open over het stuur. Oooooooooh. Al die bergen waar ik over uit kan kijken, het groen en de bloemen, de slagroomwolken die door de wind over de hellingen worden geblazen, zodat er dramatische schaduwen ontstaan. Groots, groots, groots.

Ongemerkt stijgen we door, tot ik ergens op een pas nog net geen 9000 voet aantik, voor het weer geleidelijk omlaag gaat.

En nu kunnen ze nog zo vaak zeggen dat er beren zitten en ander groot wild, rekenen doe ik er nooit op. Maar tien minuten binnen het park staan de eerst bizons te grazen. Niet veel later een file op de weg. Ik verwacht dat er ergens herten of elanden staan, ver voor me. Maar dan duikt op het veld boven mij een bruine beer op, die rustig van alles aan het uitgraven is met zijn snuit en voorpoten. Hij weet wel dat daar auto’s staan, het kan hem niet schelen. Als ik uitgestapt ben, omdat hij ver genoeg weg lijkt, verandert hij van koers en komt recht op me af. Even denk ik dat hij voor mijn auto de weg over wil en stap ik snel in. Hij gaat vlak langs Monster onder mijn rechterportier door en achterlangs de weg over, waar hij de mensen aan die kant blij maakt met zijn kuiergangetje het bos weer in.  Als ik  de foto laat zien aan iemand weet die zeker: geen bruine beer maar een grizzly. Yeah!

Twee minuten daarna zie ik, redelijk wat van de weg af, een grote groep elanden, (wapitiherten heten ze ook wel, niet te verwarren met wat ze hier moose noemen), vrouwtjes en mannetjes met prachtige geweien. Maar het gaat door. Ergens staan mensen geparkeerd half op de weg, een zeker teken van wild. En ja, weer een beer. Hij duikt achter een richel in het landschap weg om achter me weer op te duiken en het op een rennen te zetten. Geen grizzly dit keer, maar een flink grote zwarte, echt een joekel, en dan in volle vaart de wei over en de heuvel op.  Ik zie nog een keer muledeer staan, een groep op een heuvel. Een eenzaam vrouwtje staat apart wat dichter bij de weg, hooghartig naar beneden te kijken. Ergens is een uitspanning in de buurt van een van de vele watervallen, mensen stoppen en bemensen het terras. Een echtpaar loopt echter de andere kant op en verdringt elkaar bijna met de camera’s: een hert. Nog twee keer zie ik een bizon, een liggend achter wat struiken die door iedereen gemist is. En een die zo dicht langs de weg staat dat ik zijn adem hoor, zijn ribben op en neer zie gaan. De ogen af en toe half dicht. Is hij moe? Is hij ziek? Doen bizons dit altijd?

Dan raak ik, al aardig in de buurt van de uitgang, in de file. En jawel na een kwartier zie ik een ranger heftig doorrijdgebaren maken. Er staat een moose, een vrouwtje, het mannetje is al weg dan, hoor ik later. Al veel gefotografeerd vermoed ik door de auto’s voor mij. Ik ben blij dat we niet mogen stoppen, de zon zakt al aardig achter de bergen. In de rivier staat een laatste visser in zijn waadbroek in de schittering van de zon op het water. Ik wil bij daglicht een plek zoeken, want ik heb geen idee hoe de boswegen en het bos er zelf uitzien, hier in Montana.

Maar goed ook, want dat is niet veel. Een soort half-gravel weg, met ontzettend veel kuilen met modder. Meer iets voor de 4×4. Er wordt veel over gereden, er zijn nog natte sporen. Maar vermoedelijk niet van een tien meer lange en bijna vier meter hoge Winnie. Ik ben ook niet zeker of ik in een deel hobbel waar ik mag overnachten, en probeer de campground op de kaart te bereiken. Maar dan wordt het me toch te dol en te schemerig, ik zie een half geschikte plek en besluit het er op te wagen.

Eenmaal geparkeerd zie ik op mijn telefoon dat de beoogde campground niet echt ver meer kan zijn, maar dit wordt het toch voor vannacht. Als ik het raampje openschuif voor wat frisse lucht bij het avondeten hoor ik alleen de eenzame roep van een vogel. Verder roert zich zo te horen niets.

Door wie of wat word ik morgen gewekt: vogelzang, een ranger met een bekeuring, het gehuil van de hier wonende wolven? Of staat er een grizzly aan mijn hoofdeind te snuffelen?

 

2 gedachten over “NBU 69, Ooooooooh……

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s