Toen ik deze toer boekte leek dit een geschikte datum voor het bezoek aan het grensgebied tussen Noord en Zuid-Korea. Hoewel de start wat lastig was, zat ik toch op tijd in een knalrode bus met paarse gordijntjes. Met mij een bus vol buitenlanders. Spanjaarden, Fransen, Indiers, Chinezen, Filippijnen en wat ik niet herkende. Onze gids is Dora, die erop aandringt haar gezicht goed te onthouden. Ze vertelt er bij dat veel Koreaanse vrouwen vanwege de plastische chirurgie op elkaar lijken, maar zij is nog naturel. Een uur rijden we naar het noorden en komen al snel het eerste prikkeldraad tegen. Overal wachtposten en -postjes, waarvan ik betwijfel of ze bemand zijn. Wel wordt er gepatrouilleerd. De eerste stop is bij het vredespark, met een locomotief die sinds 1953, na te zijn beschoten, niet meer van zijn plek is geweest. Overal monumenten, lintjes aan hekken, en een kermis voor de kinderen. Dan door, controle van onze paspoorten en de DMZ in. Dat zou een gedemilitariseerde zone moeten zijn, maar alleen het Zuiden heef er al tienduizenden soldaten gestationeerd. De mijnen van de oorlog moeten nog voor een groot deel verwijderd. Er wonen in het zuidelijke deel nog 200.000 mensen die hun dorpen niet wilden verlaten. We krijgen bij het eerste punt een filmpje met veel opbeurende tekst over vrede die nog niet gerealiseerd is, maar dat ongetwijfeld ooit zal zijn. Dan gaan we de derde tunnel in, een van de vier die hier tussen midden 70 en 90 ontdekt zijn. Ze lopen vanaf het noorden honderden meters onder Zuid-Koreaans grondgebied door, zijn groot genoeg om tienduizenden soldaten te bergen en gaan richting Seoel. De een wat dichter bij dan de ander, tunnel drie ligt het dichtst bij. We krijgen een helm, moeten alles achterlaten en gaan een toegangstunnel in, groot en breed genoeg maar zeer stijl omlaag. Met hart- en longklachten mag je niet naar beneden. Claustrofobie is ook een reden boven te blijven. Onderaan gaan we dan de echte tunnel in. Die is smaller, lager en vochtiger. We lopen voornamelijk gebukt, honderden meters, tot we bij een betonnen versperring komen. Daar staat een klok die de uren sinds de wapenstilstand telt. De wapenstilstand houdt maar matig, er zijn vooral de laatste decennia steeds vaker aanvallen geweest, waarbij ook doden vielen, burgers en militairen. Bij het Dora observatorium hebben we uitzicht op het grensgebied. Dichter bij het Noorden zal ik vermoedelijk niet komen. Makkelijk herkenbaar: waar geen bomen meer groeien begint Noord-Korea. Zij hebben nu ook de hoogste vlaggenmast, 160 meter maar liefst. Er staan huizen, waarvan niet duidelijk is of ze bewoond worden of alleen voor de show daar staan. Waar de Zuid-Koreaanse vlag staat is het vredesdorp, daar wordt gewoond. De derde stop is het station dat nu nergens meer toe leidt. Vrij nieuw werd het gebouwd in een periode dat er werkers naar het noorden gingen, en af en toe zelfs toeristen. Dat liep toch verkeerd af, met het neerschieten van een vrouw die buiten haar verblijfplaats ging zwemmen. Sindsdien ligt het station te wachten op betere tijden. Het eerste station naar het noorden: als het weer opengaat, ooit, kun je daarvandaan zo naar Londen, Berlijn en Parijs. Nu kun je er voor 2000 Won een kaartje kopen voor het lege perron. Na een paar uur strak aan de leidsels van de gids rijden we terug. Het was ontroerender dan je zou denken, er lopen veel Koreanen. Op de terugweg nog even naar een Ginsengbedrijf, dan een lunch en de gids verlaat ons. Ik ga er op mijn eentje op uit, bezoek mijn eerste paleis, mijn eerste museum en zwerf wat rond. Alles is nieuw, er is veel te ontdekken en ik loop door tot de zon al lang onder is en ik uitkom bij het ecopark midden in de stad: tien kilometer recent aangelegd stromend water, terrassen, bomen en planten. Een romantische omgeving die verderop overgaat in plaatsen voor waterfietsen en meer watervermaak. Ik houd het bij een paar honderd meter en zoek dan een station om terug naar mijn hotel te rijden. Onderweg kom ik nog het beeld tegen van de ontwerper van het Koreaanse alfabet. Daarvoor moesten de Koreanen het met het Chinese doen, dat niet paste bij hun taal en moeilijk was. Het grote beeld, midden tussen de rijbanen, is goed aangelicht. Als ik er langsloop liggen er vijf studenten op hun knieën, als eerbetoon. De stad zuigt je op, er is altijd nog iets verderop dat je ook wil zien. Maar mijn benen zeggen dat het welletjes is geweest. Een dag vol tegenstellingen. Oud en nieuw, oorlog en vrede, cultuur en commercie.