Als ik voor reisproviand de markt op ga zijn de kooplui druk bezig de plassen weg te vegen met platte bezems. Ik koop wat noten en gedroogd en vers fruit. De prachtige zonsopgang van de dag ervoor was er niet, maar af en toe laat de zon zich nog zien, met dramatische wolkenpartijen. Helaas de camera niet mee voor dit korte tripje, anders had ik nog twee foto’s willen maken. We slepen onze koffers weer de trappen af, nemen afscheid van de plafondschilderaar en zijn familie en stappen bij Ali in de auto. Hij is onze gids en chauffeur deze dag. We rijden langs de gouden ring van Korchezm naar Nukus. De forten die de ring vormen, werden gebouwd vanaf het begin van de jaartelling tot ongeveer de negende eeuw. Eerst stoppen we bij een stadje in de buurt, Boston, waar een groep clowns en acrobaten op de plaatselijke markt het publiek vermaakt; vooral veel kinderen die gehurkt of vanaf hun fietsjes ademloos kijken naar de grapjes en trucjes. We halen verse pasteitjes die voor ons van de ovenwand van de Tandoor geplukt worden.
Daarna de steppe in. Wolkenpartijen drijven over op de wind en plotseling verrijst het eerste fort uit de vlakte. Met op de achtergrond bergen en op de voorgrond wat yurts en kamelen voor het effect kun je je niet veel meer wensen. We lopen over het zand omhoog, door de harde wind. Het geeft een goed idee van het onherbergzame klimaat hier. Zomers te heet, ’s winters te koud en toch houdt men hier al eeuwen stand. De forten zijn alle drie anders en alle drie indrukwekkend. In het eerste fort eten we de verse pasteitjes, genieten van het uitzicht zo ver het oog reikt en proberen ons voor te stellen hoe het hier duizend jaar geleden was. Kort voor we in Nukus aankomen nog een lekke band door een groot brok steen op de weg, net toen de chauffeur wat verse tabak wilde gaan kauwen.
Tegen vijf uur komen we aan bij het hotel. De eerste blik op de stad komt overeen met wat de reisgids er over te vertellen heeft: een wat troosteloos geheel met als enige hoogtepunt het Savitsky Museum. Ik had nog enige hoop op Moynaq, waar ooit de Aral Zee begon en waar nu de schepen in het gras liggen, maar snel wordt duidelijk dat dat niet gaat lukken. We besluiten nog maar eens een vlucht om te boeken en halverwege de volgende middag weer te vertrekken. ’s Avonds eten we voor de afwisseling bij een Koreaan, waar mijn reisgenoten heel blij van worden maar waar ik aan mijn gewicht kan werken.
Als we na het eten thuis komen arriveert ook een van de hoteleigenaren, terug van de bruiloft van zijn zuster, duidelijk met wat wodka te veel op maar wel gelukkig. Het andere hotel zat vol. Dit hotel lijkt hoofdzakelijk bewoond te worden door familieleden, waarvan slechts een enkele een beetje Engels spreekt. Het is vernoemd naar een weidse woestijn, maar ligt naast de bouwmarkt aan een onverharde weg. De kleine taxi’s die ons keurig op tijd komen halen, zijn tot hun dak bemodderd.